Pagina's

Faiza Guène

 


Zorgen in de banlieue

Faiza Guène: Dromen tussen het beton. Vertaald door Truus Boot. Sijthoff, 191 blz. € 16,95

Terwijl Frankrijks politieke wetenschappers het ene na het andere zorgelijke rapport over de banlieue het licht laten zien, gaat een jonge schrijfster van Algerijnse afkomst onvervaard door met het schrijven van optimistisch getoonzette romans (en dito documentaires) over het dagelijks leven in de Parijse buitenwijk waar zij woont, Pantin.

Een paar jaar geleden publiceerde de nu 21-jarige Faiza Guène Morgen kifkif. Het boek was luchtig, ironisch en relativerend van toon, ondanks de armoede van haar personages, ondanks de discriminatie waar ze iedere dag weer tegenop moesten boksen en het gebrek aan werk of andere kansen. Ook haar nieuwe roman, Dromen tussen het beton (Du rêve pour les oufs), is strijdbaar en optimistisch van toon zonder dat Guène voorbijgaat aan fundamentele problemen van onzekerheid, uitzichtloosheid en criminaliteit. Haar vertelster, een 24-jarige Algerijnse immigrante, laat niet na te refereren aan de grote banlieue-rellen van twee jaar geleden. ‘De dingen die hier bij ons de afgelopen weken zijn gebeurd hebben in de hele wereldpers voor opschudding gezorgd.[...] Maar wat kunnen drie karkassen van verkoolde bakken veranderen als een leger fanatiekelingen ons probeert het zwijgen op te leggen?. Ik heb mijn waardigheid en hou me staande’.

Dat is een hele klus voor de jonge vrouw die niet alleen de grootste moeite heeft om aan werk te komen, maar ook de zorg heeft voor haar dementerende vader en haar puberende broertje. Haar moeder is op jonge leeftijd, voor hun vertrek naar Frankrijk, in Algerije overleden. Sindsdien wonen ze ‘omringd door al die lijpe flatgebouwen die onze geluiden en onze geuren, ons leven hier, insluiten’. Vrij naar Paul Eluard schrijft Guène: ‘O puberteit ik schrijf je naam, op het beton schrijf ik je naam’.

Broer Foued heeft de verkeerde vrienden, wordt van school gestuurd en zijn kamer blijkt vol te liggen met gestolen waar. Vader ‘Baas’ kreeg op de bouwplaats een balk op zijn hoofd, is sindsdien geestelijk in de war en kan geen minuut alleen thuis gelaten worden. ‘Soms denk ik wel eens dat ik ben geboren om voor anderen te zorgen’, schrijft de vertelster alvorens haar schrift te pakken en het zoveelste verhaal te boekstaven.

Ondanks alles zal deze jonge vrouw geen verbitterde zeurkous worden, de handdoek in de ring werpen en van een flatgebouw springen. Haar energie is mateloos, haar vechtlust grenzeloos en haar motivatie om als vrouw haar leven, dwars tegen alle ellende in, zinvol te besteden groeit met de dag. Zo er ergens een stem klinkt van een nieuwe generatie zelfbewuste, vastberaden, creatieve Franse vrouwen, dan in het werk van Faiza Guène.

 

-----------------------------------------------------------------------------------

 

Lachen in de banlieue

Rellen, armoede, huiselijk geweld: het beeld van de banlieue (en haar Nederlandse varianten) stemt niet vrolijk. En de literatuur die dit harde straatleven oplevert evenmin: kale getuigenissen of armoedig realisme. Maar het kan ook anders: juist in die beruchte Franse banlieue wonen schrijfsters die literair meer te bieden hebben. Hun geheim? Humor!

Ger Leppers

Hangjongeren komen tot akelige dingen. Zo gaan er in heel Frankrijk bij rellen en opstootjes elk jaar zeker 50.000 auto’s in vlammen op, meldde de krant Le Figaro onlangs. Meer dan 135 auto’s per dag dus. Het zwartste jaar was 2005, toen er in de Franse banlieues een ware volksopstand uitbrak onder de minderbedeelde allochtone jeugd. Ook de rest van het verhaal is bekend: in alle grote steden in het land zijn wijken waar de politie zich amper meer laat zien, waar drugshandel en -drugsverslaving, armoede, huiselijk en bendegeweld heersen op een schaal die bij ons in Nederland (nog?) onbekend is.

Het was onvermijdelijk dat dit straatrumoer ook in de Franse boekhandels zou doorklinken. Aanvankelijk verschenen er vooral persoonlijke getuigenissen van het uitzichtloze leven in achterstandswijken, zoals van vrouwen die het slachtoffer waren geworden van tournantes, gewelddadige groepsverkrachtingen in de kelders van flatgebouwen. Inmiddels is het beeld echter gevarieerder, literairder, en misschien zelfs iets minder terneerdrukkend geworden.

Dat is mede te danken aan de boeken van de schrijfster Faïza Guène, die ook actief is als cineaste. In 2004 publiceerde zij, negentien jaar oud, haar eerste roman over het leven in de banlieue, getiteld ’Kiffe Kiffe demain’. Daarvan werden meer dan 220.000 exemplaren verkocht, terwijl er inmiddels reeds 22 vertalingen van zijn of worden vervaardigd.

Deze zomer verscheen de opvolger, ’Du rêve pour les oufs’, dat opnieuw in de voorsteden speelt en waarvan binnen drie weken tijd in Frankrijk ook al ettelijke tienduizenden exemplaren over de toonbank gingen. Het is het verhaal van een onversaagde 24-jarige vrouw wier vader door een ongeluk van een groot deel van zijn verstandelijke vermogens is beroofd en wier broer aanhoudend op het verkeerde pad dreigt te raken. Door haar optimisme, gezonde verstand en taaie vasthoudendheid slaagt zij erin haar gezin toch een redelijk leven en zelfs een toekomst te bieden.

Waaraan dankt Faïza Guène dit overrompelende succes? Vooral aan haar grote gevoel voor bevrijdende humor, dat met name tot uitdrukking komt in zelfspot en haar flamboyante, goedgehumeurde taalgebruik. Daarin is veel plaats ingeruimd voor het verlan, het voorstedelijk jongerenbargoens vol bizarre woordverhaspelingen, en voor schilderachtige, aan het Arabisch ontleende woorden en uitdrukkingen – een grote, maar lekkere kluif voor haar 22 vertalers. Humor is nog altijd een probaat middel om je niet klein te laten krijgen.

Hoezeer het een gelukkige greep kan zijn om een boek over het harde straatleven te kruiden met een flinke dosis dwarse humor, blijkt a contrario uit de recente Nederlandse roman ’Een verhaal uit de stad Damsko’. Daarin is die humor nagenoeg afwezig.

De schrijver, de Nederlandse Marokkaan Hassan Bahara, vertelt over de teloorgang van een jonge allochtoon die op voorspelbare wijze van spijbelaar tot kleine misdadiger uitgroeit. De schrijver streeft daarbij naar realisme, maar men kan zich afvragen welk realisme hij feitelijk wil beoefenen. Is het echt wel het realisme van de straat, of is het eigenlijk meer dat van de soapseries die onze tv vervuilen? Daarvan moet de auteur er heel wat gezien hebben, te oordelen naar het grote aantal wezenloze dialogen zoals de volgende:

„ ’Wat is er toch met je aan de hand, Kader?’ vraagt ze. ’Waarom doe je zo?’

’Waarom doe ik hoe?’

’Gewoon. Ik bedoel, zoals je doet. Je wilt niet praten en het lijkt je allemaal geen moer te kunnen schelen. Wat is er met je aan de hand?’

’Moet er dan iets met me aan de hand zijn?’ vraagt hij geïrriteerd.

’Niet per se’, zegt ze sarcastisch.”

Zo gaat het 240 uit dure bomen vervaardigde bladzijden door. De werkelijkheid, of die nu van de straat of via de tv tot ons komt, is, anders dan de auteur schijnt te denken, niet noodzakelijkerwijs interessant. „Waar gebeurd is geen excuus”, zei Gerard Reve al. Dat de lezer aan al het verbale en fysieke geweld in deze roman eerder schouderophalend zal voorbijgaan dan dat hij ervan zal huiveren, is vooral te wijten aan de gebruikte verteltechniek. De auteur wil de lezer verontrusten met een moot rauwe werkelijkheid, maar hij schrijft in feite een uitermate braaf en onavontuurlijk schrijfcursusproza. In het boek wordt gespoten, gesnoven, gevochten en gescholden dat het een aard heeft, maar in literair opzicht gebeurt er niets spannends, er is geen zin die beklijft, en daardoor blijft dit relaas zo plat als een dubbeltje.

„Jongens waren we maar aardige jongens”, luidt de bekende regel van Nescio die Bahara als motto aan het begin van zijn tekst heeft geplaatst. Dat was niet zo’n goed idee. Die zes woorden bevatten, in hun geraffineerde spel met de afstand tussen heden en verleden, in hun subtiele verschuiving van het perspectief, door hun licht mysterieuze ironie en door hun combinatie van zelfkritiek en vertedering, meer literatuur dan de resterende 240 bladzijden van het boek samen.

Vrijwel alle schrijvers die het bestaan van marginale jongeren als onderwerp nemen, kennen de door hen beschreven wereld van binnen uit. Dat geldt ook voor de Franse schrijfster Lydie Salvayre, die sedert haar debuut in 1990 een tiental boeken gepubliceerd heeft. Zij werkt als psychiater in de buitenwijken van Parijs, waar zij zich vooral ontfermt over meisjes en jonge vrouwen. Gelukkig vinden we bij haar de humor weer terug – en ook de literatuur.

Al eerder wijdde zij een bijzondere en geestige roman aan het leven van de kansarmen in de voorsteden: in ’Nobele zielen’ beschreef zij enkele jaren geleden op vermakelijke wijze hoe een groep welgestelde toeristen een nogal desastreus verlopende busreis maakt langs Europese achterstandsgebieden. Onlangs is de vertaling van haar nieuwe roman ’Passage à l’ennemie’ in het Nederlands verschenen onder de titel ’Het zwijgen van Savedra’. Hoewel niet zo origineel als ’Nobele zielen’, is ook dit werk buitengewoon onderhoudend. Wij lezen hoe de jonge, daadkrachtige en viriele inspecteur Arjona opdracht krijgt in een bende randgroepjongeren te infiltreren. Het boek bestaat uit een reeks in droge, ambtelijke taal geschreven rapporten van deze inspecteur die, aanvankelijk uit plichtsbewustzijn maar later gewoon omdat hij het lekker vindt, in het kader van zijn infiltratiewerk het ene stickie na het andere opsteekt, op hiphop-dansles gaat en geleidelijk in de ban raakt van de zwijgzame, mysterieuze Dulcinée Savedra, die lid is van de groep en met vrijwel iedereen naar bed gaat behalve, helaas, met hem. Met het stelletje jongeren om haar heen gaat hij zich, vooral dankzij zijn hopeloze verliefdheid, steeds sterker identificeren, en in zijn laatste rapport laat hij zijn superieuren weten dat ze op hem niet meer hoeven te rekenen, dat hij een toekomst wil opbouwen met zijn Dulcinée en zich aan de schone letteren wil wijden ter verheffing van het volk.

Op even virtuoze als komische manier weet Salvayre dit conflict tussen twee wereldbeelden gestalte te geven tot in de taal waarin haar roman is geschreven. De droge verslagen van inspecteur Arjona ontsporen steeds meer, hij veroorlooft zich steeds grotere vrijheden tegenover zijn superieuren, steeds vaker verstoren lyrische uitweidingen de droge optekening van de feiten.

Realistisch is dit boek zeker niet: voor inspecteur Arjona zijn de spionageromannetjes van Gérard de Villiers – waarin grote hoeveelheden bloed, sperma en whisky de vochtigheidsgraad op peil houden – het toppunt van literair kunnen, maar in de verslagen die hij zelf schrijft, geeft hij blijk van een forse dosis algemene ontwikkeling die volstrekt in strijd is met die voorkeur. Zo verwijst hij naar het toneelstuk ’Lorenzaccio’ van de 19de-eeuwse romanticus Alfred De Musset, maakt hij melding van de ’ontroerend bescheiden libidineuze activiteit’ van de groepsleden (Dulcinée natuurlijk uitgezonderd) en betitelt hij zijn eigen plotse dadenloosheid op dit gebied als ’apraxie’.

Het rare is dat het boekje van Salvayre, ondanks deze en andere ongeloofwaardigheden, tien keer meer leesgenot biedt dan de brave realistische roman van Hassan Bahara. Gnuivend van plezier is de lezer getuige van de onverbiddelijke teloorgang van de eerst zo plichtsgetrouwe en viriele inspecteur, die juist dankzij die teloorgang zijn ware zelf vindt.

Verrassend is deze paradox natuurlijk niet. ’Het zwijgen van Savedra’ is dan ook eerder een parabel dan een volwaardige roman, en het is eigen aan parabels dat de afloop ervan vaak voorspelbaar is. Niet minder voorspelbaar dan die van het boek van Hassan Bahara. Maar het plezier en de tomeloze vaart waarmee de schrijfster haar thema uitwerkt zijn onweerstaanbaar, haar vindingrijke taal verveelt geen seconde. En hoewel haar boek veel heeft van een luchtig niemendalletje, is het juist die lichtheid die de lezer inneemt en die uiteindelijk, bijna als een bijproduct, tot nadenken stemt.

Dat de lezer aan dit boek zoveel plezier beleeft is ten slotte zeker ook te danken aan de mooie vertaling van Eveline van Hemert, die–- geen geringe prestatie in dit geval – steeds precies de juiste toon weet te treffen en wier inventieve Nederlands sprankelt, fonkelt en spettert.

https://www.trouw.nl/cultuur-media/lachen-in-de-banlieue~ba69a255/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F 

------------------------------------------------------------------------------------------------------

De titel is een taalgrapje. De uitdrukking is: kifkif = het is om het even, het is hetzelfde, het maakt niet uit. Kiffe-kiffe komt van het werkwoord kiffer = een oogje hebben op.

In het Engels heet het boek: Just like tomorrow.

---------------------------------------------------------------------------------------------------

Philippe Grimbert

 

Philippe Grimbert (Frankrijk, 1948) is behalve een succesvolle Franse schrijver ook psychoanalyticus. Zijn bestseller Een geheim (2004) won de Prix Goncourt des Lycéens en is in 2007 verfilmd. Het jurkje van Paul (2001) is zijn literaire debuut. Het werk van Grimbert is veelvuldig vertaald.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------

 Grote broer bestaat

Philippe Grimbert: Een geheim. Vertaald door Jan Versteeg. De Geus, 125 blz. € 15,90
Philippe Grimbert: Een geheim. Vertaald door Jan Versteeg. De Geus, 125 blz. € 15,90

Aangrijpend – het is een woord dat tegenwoordig zo uitgehold en misbruikt is dat je het met goed fatsoen niet meer kunt opschrijven. Zelfs niet als je een roman in handen krijgt die je werkelijk aangrijpt, zoals Een geheim van de Franse psychoanalyticus Philippe Grimbert.

‘Voor Maxime en Tania. Voor Simon’, staat er als opdracht op het schutblad. Maxime en Tania zijn de ouders van de ik-persoon in het boek. Simon is hun geheim. Dat blijkt pas op ongeveer één derde van het boek en precies daar wordt Een geheim een werkelijk bijzondere roman. Niet dat Grimbert de taal zo magnifiek beheerst, een geweldige stijl heeft of uitmunt in lyriek. Integendeel, zijn zinnen zijn kort, eenvoudig, weinig beeldend en soms onbeholpen.

De ik-persoon vertelt over zijn kindertijd, als zoon van een Frans-Roemeense vader, een goedgebouwd atleet, en een Frans-Litouwse moeder, die een fantastische zwemster is. Tijdens de oorlog, zo is het verhaal, hebben ze een veilig heenkomen gezocht op het platteland. Er lijkt geen vuiltje aan de lucht, behalve dan dat hun zoon een kneusje is en fysiek niet aan hen kan tippen. Om de vernederingen op school te kunnen overleven, verzint de ziekelijke jongen een grote broer die het voor hem opneemt. Zijn verbeelding is zijn redding.

Zo rooskleurig is het natuurlijk allemaal niet. Op zijn vijftiende vertelt een bevriende buurvrouw, even lelijk en hulpbehoevend als hijzelf, hem de waarheid over zijn familie. ‘Drie doden kwamen opeens uit het donker tevoorschijn, wier namen ik voor het eerst hoorde: Robert, Hannah en Simon.’ Het zijn de namen van de vroegere echtgenoot van zijn moeder, de eerste vrouw van zijn vader en die van zijn halfbroer. De grote, sterke, gedroomde broer heeft wel degelijk bestaan.

Stukje bij beetje gaat de beerput open. De familie is joods, de naam Grimbert is een aanpassing van Grinberg, de drie namen zijn die van drie familieleden die door de nazi’s zijn vermoord. Dat het boek dicht op de huid zit van de schrijver voel je vanaf het begin. De feitelijke verteltoon houdt voor de hand liggende sentimentaliteit op afstand.

Een geheim is zijn eigen verhaal, zei Grimbert in interviews. Hij gaf een plek aan zijn onbekende verwanten die uit de geschiedenis verdwenen. Hij gaf een stem aan mensen die, waren ze in leven gebleven, zijn eigen geboorte onwaarschijnlijk hadden gemaakt. Grimbert componeerde, als afscheid van de bloedverwanten die hij nooit kende, een prachtig, ontroerend grafschrift.

https://www.nrc.nl/nieuws/2006/06/09/grote-broer-bestaat-11142514-a857893

--------------------------

 Review

Zijn ouders zwijgen, Philippe fantaseert

Ger Leppers

Een Geheim’, van de in 1948 geboren Franse psychoanalyticus Philippe Grimbert, is een autobiografische roman. Maar wel een waarin voor de fantasie een bijzondere en belangrijke rol is weggelegd.

Het is het verhaal van de zwakke, ziekelijke en eenkennige scholier Philippe. Hij gebruikt zijn fantasie om zich te beschermen tegen de harde kanten en de mysteries van het leven.

Zo fantaseerde hij jarenlang dat hij een grote, sterke broer had, die hem op moeilijke momenten altijd beschermde. Zijn sportieve ouders, Tania en Maxime, beiden Joods, die heel innig van elkaar houden, zijn niet erg mededeelzaam over hun verleden. In een prachtig visioen fantaseert Philippe daarom hoe zij elkaar voor de oorlog op lome zomeravonden het hof moeten hebben gemaakt bij het zwembad aan de rivier.

Dan – bijna halverwege deze korte roman – verneemt Philippe van de oude buurvrouw Louise, die zijn vertrouwelinge is, wat zich werkelijk heeft afgespeeld: zijn ouders waren vroeger zwager en schoonzus. Maar al op zijn trouwdag werd Maxime stapelverliefd op Tania, die op haar beurt niet ongevoelig was voor de charmes van de jonge sportman. Ze probeerden elkaar niettemin zo goed en zo kwaad als het ging te vergeten. Maxime kreeg een zoon bij zijn eerste vrouw: Simon, een grote sterke jongen.

Toen brak de Tweede Wereldoorlog uit. Echtgenoten en kind verdwenen op gruwelijke wijze, maar Tania en Maxime overleefden de holocaust. Maxime veranderde zijn (joodse) familienaam van Grinberg in (het neutalere) Grimbert, en samen met Tania bouwde hij een nieuw leven op, met een nieuwe zoon, Philippe.

Geholpen door de mededelingen van de oude Louise probeert Philippe zich dan opnieuw een beeld te vormen van het leven van zijn ouders, waarin elementen uit zijn oude fantasie terugkeren en nieuwe kennis een plaats krijgt.

Dit blijkt een compositorische meesterzet, die op een heel bijzondere manier diepte geeft aan Grimberts relaas. De onzekerheid over zijn ouders en hun gevoelens, over de gebeurtenissen in de oorlog, over de eigen identiteit van de verteller wordt voor de lezer dankzij deze elkaar deels overlappende en soms tegenstrijdige versies van het verhaal scherp voelbaar.

Ten slotte, als oude man, stuit Philippe bij toeval op de laatste stukjes van de puzzel. Als het raadsel eindelijk volledig ontsluierd is, kan hij zich eindelijk volwassen voelen, en zich met dit boek van zijn verleden bevrijden.

De auteur vertelt zijn verhaal op een sobere, ingehouden manier. Waarheden die zo relatief en ingewikkeld zijn dat ze vrijwel niet onder woorden kunnen worden gebracht, worden in de meest eenvoudige taal gesuggereerd.

Een heel goede keuze van de Bredase uitgeverij De Geus, die haast ongemerkt een mooi en avontuurlijk fonds van vertaalde Franse literatuur heeft opgebouwd.

 https://www.trouw.nl/cultuur-media/zijn-ouders-zwijgen-philippe-fantaseert~b5579b98/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Let op: lees ook de EPILOOG!
 
Serge Klarsfeld  is een Joods-Franse jurist en nazi-jager die hierbij samenwerkt met zijn echtgenote, de Duits-Franse journaliste Beate Klarsfeld. Klarsfeld is voorzitter van een Franse organisatie die de belangen behartigt van kinderen van Joodse slachtoffers in de Tweede Wereldoorlog. Samen met zijn echtgenote ontmaskerde hij vele oorlogsmisdadigers, onder andere uit het Vichy-Frankrijk gedurende de periode 22 juni 1940 tot november 1942. Klarsfeld benadrukte altijd dat dit Franse regime verantwoordelijk was voor de dood van duizenden joden. De Franse staat ontkende deze schuld tot 2009. Op 18 februari van dat jaar werd een uitspraak gepubliceerd van de Conseil d'état, die luidde dat 'het Vichybewind wel degelijk de Franse staat vertegenwoordigde, en dat het 'de deportatie van de slachtoffers van de antisemitische vervolging toestond of mogelijk maakte, in een totale breuk met de waarden en principes van de Republiek, met name ten aanzien van de menselijke waardigheid'. Daarmee eindigde de strijd die Klarsfelds leven had beheerst met een grote overwinning.

Pierre Laval was een Frans politicus, die meerdere malen premier en minister van Buitenlandse Zaken was. Hoewel hij in het interbellum al een belangrijke politieke rol speelde in de Franse en de internationale politiek is hij vooral berucht geworden voor zijn leidende rol in het Vichyregime en zijn collaboratie met Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog, wat hem tot een van de meest gehate mannen van Frankrijk maakte. Voor die rol werd hij kort na de oorlog wegens verraad gefusilleerd. Om de nazi's ter wille te zijn, was Laval bereid de Franse politie in te zetten bij het organiseren van deportaties van joden in bezet gebied. De eerste deportaties waren al begonnen voor zijn terugkeer aan de macht. De door Laval benoemde politiechef René Bousquet werkte intensief samen met de Duitse politiediensten. In juni 1942 eiste de Gestapo hulp van de politie voor het massaal samenbrengen van joden in de streek van Parijs. Laval stemde ermee in, op voorwaarde dat de joden van Franse nationaliteit met rust zouden worden gelaten. Hij was echter tegen het voornemen van de Gestapo om kinderen van minder dan 16 jaar níet te deporteren. Met een "humanitaire intentie" eiste hij dat de kinderen niet van hun ouders zouden worden gescheiden. (De ouders moesten dus naar Auschwitz en de kinderen moesten mee.) Het resultaat was de razzia van de Vélodrome d'Hiver, waarbij 13.000 joden - inclusief kinderen - door de Franse politie werden opgepakt. Ze zouden vrijwel allen in Auschwitz omkomen. 

uit Wikipedia

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Cultuur

Een simpel verhaal complex verteld


Een simpel verhaal complex verteld Coen van Zwol Un secret Regie: Claude Miller. Met: Patrick Bruel, Julie Depardieu, Cécile de France, Ludivine Sagnier. Elk ongelukkig gezin is op zijn eigen manier ongelukkig, schreef Tolstoj. Daarover valt tot in lengte van dagen boeken te schrijven. En die kan je dan weer verfilmen. De Franse veteraan Claude Miller doet het met Un secret, een roman van psychoanalyticus Philippe Grimbert. Het draait om Maxime en Tania, die liever niet aan hun verleden worden herinnerd. Vader Maxime is een sportman, moeder Tania een zwemkampioene. De zwakke, studieuze zoon François voelt dat hij zijn ouders op fysiek terrein teleurstelt. Hij compenseert dat door een atletisch broertje te verzinnen. Of was er misschien ooit echt een broertje? Un secret is een drama over liefde, joodse identiteit en de holocaust, waarbij François, die door vier verschillende acteurs wordt gespeeld, via flashbacks en -forwards het geheim van de titel ontsluiert en daarmee in het reine komt. Ooit waren er een andere vrouw en zoon in het leven van zijn vader. Wat daarmee is gebeurd, wordt al snel duidelijk door de holocaustbeelden die Miller ons nogal didactisch voorschotelt. Het Leitmotiv is bekend: de littekens die de holocaust achterliet bij joodse gezinnen, het naoorlogse zwijgen, de volgende generatie die op onderzoek gaat. Ondanks de complexe chronologie is Un secret in wezen een conventionele film: de vertellersstem van François houdt de zaken overzichtelijk. Te overzichtelijk, want de karakters blijven schematisch. Soms wankelt de film vervaarlijk op en over de rand van het melodrama. Visueel is Un secret fraai; het manco is dat de film te weinig geheim houdt. Coen van Zwol
 
Een simpel verhaal complex verteld 
Coen van Zwol 
Un secret 
Regie: Claude Miller. 
Met: Patrick Bruel, Julie Depardieu, Cécile de France, Ludivine Sagnier. 

Elk ongelukkig gezin is op zijn eigen manier ongelukkig, schreef Tolstoj. Daarover valt tot in lengte van dagen boeken te schrijven. En die kan je dan weer verfilmen. De Franse veteraan Claude Miller doet het met Un secret, een roman van psychoanalyticus Philippe Grimbert.

Het draait om Maxime en Tania, die liever niet aan hun verleden worden herinnerd. Vader Maxime is een sportman, moeder Tania een zwemkampioene. De zwakke, studieuze zoon François voelt dat hij zijn ouders op fysiek terrein teleurstelt. Hij compenseert dat door een atletisch broertje te verzinnen. Of was er misschien ooit echt een broertje?

Un secret is een drama over liefde, joodse identiteit en de holocaust, waarbij François, die door vier verschillende acteurs wordt gespeeld, via flashbacks en -forwards het geheim van de titel ontsluiert en daarmee in het reine komt. Ooit waren er een andere vrouw en zoon in het leven van zijn vader. Wat daarmee is gebeurd, wordt al snel duidelijk door de holocaustbeelden die Miller ons nogal didactisch voorschotelt.

Het Leitmotiv is bekend: de littekens die de holocaust achterliet bij joodse gezinnen, het naoorlogse zwijgen, de volgende generatie die op onderzoek gaat. Ondanks de complexe chronologie is Un secret in wezen een conventionele film: de vertellersstem van François houdt de zaken overzichtelijk. Te overzichtelijk, want de karakters blijven schematisch. Soms wankelt de film vervaarlijk op en over de rand van het melodrama. Visueel is Un secret fraai; het manco is dat de film te weinig geheim houdt.

Coen van Zwol

https://www.nrc.nl/nieuws/2008/10/09/een-simpel-verhaal-complex-verteld-11620209-a1087005

-------------------------------------------------------------------------------------------------

 

Vichy-Frankrijk

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Frankrijk verdeeld in een bezet en een onbezet gedeelte. De regering van het onbezette gedeelte stond onder leiding van maarschalk Pétain en zetelde  in de stad Vichy. Het Vichy-regime collaboreerde in steeds sterker mate met Duitsland.  


undefined

https://nl.wikipedia.org/wiki/Vichy-Frankrijk

---------------------------------------------------------------------------------------------------------