Pagina's

Louise Labé


Louïse Labé (ca. 1520 - 1565) était née à Lyon dans une famille de cordiers (= touwslagers) . On la marie également à un cordier (de trente ans son aîné). Elle était une femme cultivée et d'une beauté célèbre. Louise apprend le latin, l’italien, la musique ( "La dame au luth"), mais aussi tous les arts
des armes traditionnellement réservés aux hommes. Louïse Labé tenait un salon qui attirait chez elle
l'élite de la société Lyonnaise. Son caractère indépendant et une liaison avec un poète de La Pléiade -Olivier de Magny- lui firent une réputation de femme légère. A l'encontre de ce que l'on trouve chez ses contemporains (et chez Dante & Pétrarque), c'est la femme qui souffre et l'homme qui est
l'objet du désir.

In de Middeleeuwen sprak en schreef iedereen in Frankrijk in zijn eigen dialect. Nu Frankrijk een sterke koning heeft, François I, en de graven en hertogen steeds minder machtig worden, wordt iedereen verplicht in het dialect van de koning, het Frans, te schrijven. De uitvinding van de boekdrukkunst maakt de eenwording van de taal mogelijk.

Op zijn veldtochten door Italië maakte François I kennis met de ideeën van de Renaissance. Geïnspireerd door de klassieke schrijvers stelden de humanisten de mens met zijn onbeperkte mogelijkheden centraal. De voornaamste literaire genres van het antieke Rome komen weer tot bloei: het heldendicht (epos), het herdersdicht, de tragedie, de komedie en het lofdicht (ode). De literatuur is gebonden aan strakke regels, die ontleend zijn aan de retorica.

Hielden de humanisten zich aanvankelijk alleen met de klassieke talen bezig, halverwege de eeuw krijgen ze belangstelling voor het Frans. De dichters Ronsard en Du Bellay vormen met nog 5 andere dichters la Pléiade. Joachim du Bellay schrijft een manifest, La Défense et l'Illustration de la langue Française (= de verdediging van het Frans tegen het Latijn en de verrijking van de taal met nieuwe woorden en nieuwe dichtvormen), waarin hij hun ambitieuze programma formuleert.  In navolging van Petrarca (1304 – 1374) adopteren zij een nieuwe dichtvorm: het sonnet. Het woord sonnet komt van het Italiaans "sonare" (=klinken), vandaar dat deze dichtvorm wel clinckdicht of tuyter werd genoemd.

Het sonnet bestaat uit twee kwatrijnen (samen het octaaf) en twee terzetten (samen het sextet). Het oorspronkelijke rijmschema was: abba abba cdc dcd, maar al gauw ontstonden allerlei variaties. Octaaf en sextet staan in een zekere verhouding tot elkaar: zij kunnen een tegenstelling vormen, het octaaf kan in beeldspraak geven wat het sextet direct uitdrukt, het sextet kan de conclusie vormen op het in het octaaf gezegde, enz. Deze tegenstelling, overgang e.d. noemt men de volta of chute (wending, val).

Een aantal specifieke kenmerken keert steeds weer terug:
·         de geliefde heeft haren als goud, lippen als rozen, tanden als parels, vlammende ogen en een adem als het zoetste parfum
·         natuurbeschrijvingen
·         verwijzingen naar de klassieke wereld
·         carpe diem

Naast de dichters van de Pleiade neemt François Rabelais een belangrijke plaats in in de literatuur van de Renaissance. Zijn satirische verhalen over de reuzen Pantagruel en Gargantua vinden hun oorsprong in de bekende ridder- en avonturenverhalen uit de middeleeuwen.

Nieuw in de Renaissance is het essay: een opstel in proza waarin de schrijver zijn mening, ideeen of reactie geeft. Meestal gaat het over een politiek, filosofisch of godsdienstig onderwerp. Het genre dankt zijn naam aan de Franse schrijver Michel de Montaigne, die zijn opstellen Essais noemde.



Je vis, je meurs: je me brûle et me noie,
J’ai chaud extrême en endurant froidure;
La vie m’est et trop molle et trop dure,
J’ai grands ennuis entremélés de joie.
Tout en un coup je ris et je larmoie,
Et en plaisir maint grief tourment j’endure,
Mon bien s’en va, et à jamais il dure,
Tout en un coup je sèche et je verdoie.
Ainsi Amour inconstamment me mène
Et, quand je pense avoir plus de douleur,
Sans y penser je me trouve hors de peine.
Puis, quand je crois ma joie être certaine,
Et être en haut de mon désiré heur,
Il me remet en mon premier malheur.
lab.jpg2- Poème – en ancien français (note the spelling changes)
Je vis, je meurs : je me brule et me noye.
J’ay chaut estreme en endurant froidure :
La vie m’est et trop molle et trop dure.
J’ay grans ennuis entremeslez de joye.
Tout en un coup je ris et je larmoye,
Et en plaisir maint grief tourment j’endure :
Mon bien s’en va, et jamais il dure :
Tout en un coup je seiche et je verdoye.
Ainsi Amour inconstamment me meine :
Et quand je pense avoir plus de douleur,
Sans y penser je me treuve hors de peine.
Puis quand je croy ma joye estre certeine,
Et estre au haut de mon desiré heur,
Il me remet en mon premier malheur.
3- Translation
I live, I die: I drown and I burn,
I endure at once extreme heat and cold;
Life is at once too soft and too hard,
I feel boredom mingled with joys.
At the same time, I laugh and I cry,
And I endure many torments of pleasures,
My fortune fades away, and lasts forever,
At the same time, I wither and I Bloom.
Thus I suffer love’s inconstancies
And when I believe I will suffer more,
Without knowing, I find myself at peace.
Then, when I feel my joy is certain,
And I am on top of what I could wish right now,
Love casts me back into my former grief.
4- Additionnal vocabulary
mes seuls sponsors ; my only sponsors
on risque de ; one might
grosso modo ; more or less – slang
regorgent ; verb regorger ; to be full of
cité ; mentionned
au début ; a the begining
enfermait ; to enclose, to lock in
sous l’emprise ; under the spell of
berçant ; rocking (like a baby that is being rocked)




Christine de Pisan


Christine de Pisan, middeleeuws feministe en erudiete dichteres
Christine de Pisan
Biografie
Christine de Pisan wordt geboren te Venetië in 1364 in een intellectueel milieu. Haar vader, de astroloog en arts Tommasso di Benvenuto da Pizzano, werkte in 1364 in dienst van de Republiek Venetië. Haar grootvader van moederskant was Tommasso Mondini, doctor in de medicijnen. Christine wordt onderwezen door haar vader, die haar vrije toegang geeft tot alle lectuur. De Franse koning neemt hem in dienst als koninklijke lijfarts en het gezin gaat  aan het koninklijk hof in Parijs wonen op het moment dat Christine een jaar of vier is.
Op 16 september 1380 sterft Karel V. Op dat moment is de zestienjarige Christine al getrouwd met haar grote liefde, Etienne de Castel, notaris en koninklijk secretaris. Het leven van de familie di Pizzano wordt een stuk moeilijker nu de koninklijk bescherming is weggevallen. De troonsopvolger, Karel VI, is heel anders en bezuinigt op cultuurmecenaat. 
In 1389 sterven kort na elkaar haar vader en haar echtgenoot tijdens een reis in het gevolg van Karel VI. Christine is vijfentwintig en blijft achter met de zorg voor haar drie kleine kinderen, haar moeder en twee jongere broers plus een verarmd nichtje. Er is een kleine erfenis om van te leven, maar ook schulden. Gedurende de volgende vijftien jaar zal Christine moeten procederen om haar erfenis te krijgen. Er wordt nogal eens misbruik gemaakt van haar onwetendheid en het feit dat ze een vrouw is.
Schrijven om te overleven
Als vrouw alleen in een vreemd land, in een maatschappij waar alle macht en middelen in handen is van mannen, moet Christine de Pisan aan de kost zien te komen. Ze reageert met daadkracht op haar tegenslagen door een literair oeuvre te creëren dat haar de achting oplevert van beroemde auteurs. Ze besluit haar gevoelens van rouw en eenzaamheid in ballades neer te schrijven, geïnspireerd op de hoofse lyriek die ze kent van haar leven aan het Franse koninklijk Hof. Dankzij haar toegang tot de koninklijke bibliotheek kan ze ook studeren. Ze interesseert zich vooral voor geschiedenis, mythologie en wijsbegeerte. Ze kent Italiaans, Frans, en waarschijnlijk ook Latijn. Vanaf ongeveer 1400 zien we dat ze op basis van haar studiewerk meer populair-wetenschappelijke literatuur gaat produceren over historische onderwerpen.
Ze zoekt en vindt mecenassen, zoals de graaf van Bourgondië aan wie ze haar Livre des faits et bonnes moeurs du sage roi Charles V (1404) opdraagt, en aan de graaf van Orléans, voor wie ze het Livre de preudhommie schrijft (1405-1406). Ze wordt uiteindelijk de protégée van koning Karel VI en Isabella van Beieren, wat bijzonder stimulerend is voor haar literaire productie.
Christine de Pisan wil als "filosoof" alle kennisdomeinen veroveren en schrijft gedetailleerde, encyclopedisch gedocumenteerde tractaten, over politiek: le  Livre du corps de policie, (1404-1407), over ethiek: le Livre de Preudhommie, (1405-1406); le Livre de la Paix, (1412-1414), over godsdienst: les Sept Psaumes allégorisés, (1409-1410) en krijgskunst : le Livre des faits d'armes et de chevalerie, (1410).
Ze volgt de politieke actualiteit van nabij en pleit voor verzoening tussen en vrede in l'Épître à Isabeau de Bavière (1405), la Lamentation sur les maux de la France (1410)
Feministe avant-la-lettre
Ook de verdediging van de vrouw is een prominent thema in haar werk, zoals we kunnen zien in l'Epître au dieu d'Amours (1399); Epistres du Débat sur le Roman de la Rose (1401-1402); Le Livre de la Cité des dames (1404-1405).In die boeken komt ze in opstand tegen de grove misogynie in de literatuur van haar tijd. Ze ontketent een felle polemiek rond de ‘Roman de la Rose’ van Guillaume de Lorris en vooral tegen de auteur van het tweede deel, Jean de Meung, die ze verwijt een vrouwenhater te zijn die een onbehouwen taal hanteert.
Dat Christine de Pisan de eerste auteur was die heftig protesteerde tegen discriminatie en vooroordelen tegen vrouwen, neemt niet weg dat haar literaire oeuvre gevarieerd, overvloedig en van een hoogstaande kwaliteit was. Ze kreeg navolging tot in de renaissance. Daarna raakte ze wat vergeten, tot critici aan het eind van de 19de eeuw haar werk herontdekten.
Klooster
Christine de Pisan schreef aan een volgehouden tempo tot in 1418, het jaar dat Parijs werd ingenomen door de Bourguignons. Toen koos ze voor de veiligheid van het klooster, waarschijnlijk de abdij van Poissy (Yvelines) waar haar dochter kloosterzuster was. Haar literaire productie stokte even. Ondanks haar contemplatieve leven bleef ze de actualiteit volgen, wat resulteerde in haar laatste werken, geïnspireerd door de actualiteit van de Honderdjarige Oorlog, les Lamentations sur les maux de la guerre civile (1420) en het Dictié en l'honneur de la Pucelle, ter ere van Jeanne d'Arc.
https://rosavzw.be/site/het-geheugen/portretten-van-inspirerende-vrouwen/historische-figuren/176-christine-de-pisan-middeleeuws-feministe-en-erudiete-dichteres


Seulette suis et seulette veux être,
Seulette m'a mon doux ami laissée,
Seulette suis, sans compagnon ni maître,
Seulette suis, dolente et courroucée,
Seulette suis, en langueur mesaisée (*),            (*) mal à l’aise
Seulette suis, plus que nulle égarée,
Seulette suis, sans ami demeurée.

Seulette suis à huis ou à fenêtre,
Seulette suis en un anglet muciée (*),,             (*) cachée
Seulette suis pour moi de pleurs repaître,
Seulette suis, dolente ou apaisée,
Seulette suis, rien n’est qui tant messiée (*),    (*) me déplaît
Seulette suis, en ma chambre enserrée,
Seulette suis, sans ami demeurée.

Seulette suis partout et en tout estre (*),               (*) endroit     
Seulette suis, que je marche ou je siée (*),    (*) ou que je sois assise
Seulette suis, plus qu'autre rien terrestre (*),  (*) plus qu’autre chose au monde
Seulette suis, de chacun délaissée,
Seulette suis, durement abaissée,
Seulette suis, souvent toute éplorée,
Seulette suis, sans ami demeurée.

                            Envoi

Princes, or est ma douleur commencée
Seulette suis, de tout deuil menacée,
Seulette suis, plus teinte que morée (*)(*) plus sombre qu’une tenture noire
Seulette suis, sans ami demeurée.