Makine
werd geboren in de Sovjet-Unie. Hij
leerde al vroeg Frans van zijn uit Frankrijk afkomstige grootmoeder. Makine
studeerde onder anderetaalkundeenfilosofieen
doceerde aan de universiteit vanNovgorod.
In1987reisde
hij naar Frankrijk in het kader van een uitwisselingsprogramma voor
docenten en besloot er asiel aan te vragen. Sindsdien leeft hij als
schrijver in Parijs.
Na de teleurstellende ontvangst van zijn eerste romans, brak Makine
in1995door
met zijn grootse romanHet
Franse testament, waarvoor hij de
prestigieuzePrix
Goncourt en dePrix
Médicisontving.
Ook ontving hij de
Prix
Goncourt des lycéens.
In
zijn nieuwe roman behandelt Andreï Makine weer de wreedheid van de
Russische geschiedenis, dit keer aan de hand van de lotgevallen van een
dissident. ‘Die Russische Ziel is een typisch Russische pose.’
Als hij schrijft over de witte wereld van de Siberische tajga,
waar hij geboren werd, is Andreï Makine een dichter. De eerste sneeuw,
het tinkelen van brekende ijsschotsen op een bevroren rivier, de zwarte
dennenbomen, de oneindige ruimte, de hemelkoepel met stille sterren.
Aardser is hij als hij zijn blik richt op de mens, die veel wreder is
dan de natuur. „Als we zo doorgaan, zal onze planeet niet overleven”,
zegt hij. De in Parijs wonende Rus – slank, benige kop, kort grijsblond
haar, blauwe ogen – is in Amsterdam vanwege de vertaling van zijn roman
Het boek van de eeuwige korte liefdes. Even later zegt hij: „We leven
als zombies.” En de grote literatuur van Balzac, Flaubert, Tolstoj en
Proust heeft in zijn ogen plaatsgemaakt voor divertissement en
entertainment.
Zelf schuwt Makine in zijn werk de grote thema’s
niet: revolutie, burgeroorlog, de Stalinterreur, het uiteenvallen van
het sovjetrijk, het wilde kapitalisme. Toch is hij een buitenstaander in
de moderne Russische literatuur. Terwijl Moskouse schrijvers in 1987
reikhalzend uitkeken naar het einde van de censuur, naar de glasnost en
perestrojka onder partijleider Michail Gorbatsjov, besloot hij, dertig
jaar oud, in Parijs te gaan wonen. Vanaf dat moment schreef hij in het
Frans, de taal van de grootmoeder uit Het Franse testament. Of hij echt
een Franse grootmoeder heeft, vertelt hij niet. Zijn biografie blijft in
nevelen gehuld.
Al zijn boeken gaan over de wreedheid van de
(Russische) geschiedenis en de verbazingwekkende ontdekking dat mensen
desondanks in staat blijken hun menselijkheid te bewaren. Hij gelooft in
de kracht van de liefde, de schoonheid van de natuur, de macht van het
kleine en de grootheid van de geest. Maar kijkend naar de westerse
wereld om zich heen is hij somber.
„In uw wereld is alles zo goed
georganiseerd dat vastligt hoe je moet ademen, waar je moet wonen, wat
je moet zien, hoe je moet leven. Er zijn nauwelijks momenten waarop je
echt tot je laat doordringen dat je bestaat. Daarover gaat Het boek van
de eeuwige korte liefdes: het gevoel dat je alleen bent met God, met de
eeuwigheid. Die momenten worden gecensureerd. Onze vrijheid lijkt
totaal. Morgen kun je een ticket kopen en gaan waar je wilt. Maar het is
niet meer dan de vrijheid om van de ene kooi in de andere te springen.” U woont al 25 jaar in Parijs, schrijft in het Frans. Waarom ging u weg in 1987?
„Ik
zat klem tussen twee Ruslanden. De Sovjet-Unie is voor mij geen
betekenisloos begrip, het communisme valt samen met mijn jeugd. Het idee
dat er ooit een samenleving zou bestaan waarin mensen geen vijanden van
elkaar zijn, was voor mij een fantastisch droombeeld. Natuurlijk is die
droom ontspoord door Stalin en de Goelag. Maar toen de perestrojka
aanbrak, begreep ik meteen waartoe dat zou leiden: de wilde jacht op een
westerse levensstijl. Waarom zou ik willen leven in een slechtere
variant van Amerika?” Toch blijft u in uw werk maar terugkeren naar Rusland.
„Rilke
heeft eens gezegd: Rusland is zo groot dat het overal grenst aan God.
Door die omvang verdwijnen tijd en ruimte. De mens krijgt er direct
contact met het transcendente. Vergeet niet dat het Westen is gebouwd op
de Grieks-Romeinse en judeo-christelijke culturen. Als je in Frankrijk
een beetje grond wegschraapt, stuit je op Romeinse ruïnes. Dat fundament
missen wij. Jullie beschaving heeft een referentiekader. Als je een
Fransman een filosofische vraag stelt, dan zegt hij niet wat hij zelf
denkt, maar refereert hij direct aan Bergson. Jullie zijn rationeel, wij
Russen zijn heidenen.” Niemand schrijft zo lyrisch over sneeuw als een Rus.
„Als
ik schrijf: ‘la première neige’, dan denkt een Fransman: jakkes, koud,
onaangenaam, ik kan er niet op uit met mijn autootje. Voor een Rus is de
eerste sneeuw (pervy sneg) zuivere poëzie. Zeg ‘herfst’ in Rusland en
iedereen denkt aan vuiligheid, modder, moeras. Je kunt je niet
verplaatsen. Maar zodra de sneeuw valt, krijg je ruim baan, je voelt de
vrijheid, je kunt weer op reis! Voor de westerse mens is de natuur
utilitair, iets wat je kunt dresseren tot geometrische vormen. In
Rusland is natuur overal, zelfs in grote steden als Moskou, waar het
naar aarde ruikt.” Is het Rusland van de nieuwe rijken voor u ook materiaal?
„Tolstoj
zei altijd dat een schrijver ongeveer veertig jaar afstand moet hebben
tot zijn onderwerp. Hij begon met Oorlog en vrede in de jaren zestig van
de 19de eeuw, toen de veldtocht van Napoleon al een halve eeuw achter
de rug was. Maar die ‘nieuwe Russen’ zijn mijn vroegere vrienden. Ze
komen in Parijs bij me op bezoek en zeggen: hoe kun je in godsnaam leven
in die miezerige tweekamerwoning? Kennissen van me huurden een auto met
een Poolse chauffeur. Hun dochtertje zat op de achterbank te spelen met
een horloge vol briljanten, dat ze van haar ouders had gekregen. Ze
vergat het in de taxi. Die Pool rende ze achterna met dat klokje. O,
merci, zei de moeder onverschillig. Dat horloge kostte 70.000 euro!” Het
boek van de eeuwige korte liefdes beschrijft hoe de compromisloze
dissident Dimitri Ress letterlijk dood gaat aan zijn principes.
„De
hoofdpersoon is een echte dissident, zoals Sjalamov en Solzjenitsyn.
Zij hebben alles geschreven wat er over de Goelag te melden valt. Maar
voor de meesten was dissident-zijn een spel. En er waren in Rusland ook
tweehonderd miljoen mensen die nooit in kampen hadden gezeten. Over die
mensen heeft niemand goed geschreven. Toen ik klein was, luisterde ik al
naar hun verhalen. Mijn vriendjes zeiden: wat zit je naar die oudjes te
luisteren, kom toch voetballen! Maar ik vond het interessant als een
oude veteraan over de oorlog vertelde.” Gelooft u in de Russische ziel? Ik zie hem meer als excuus om een niet-Rus buiten te sluiten.
„Het
is een typisch Russische pose. In het Russisch bestaan twee woorden
voor vrijheid: svoboda, het Franse liberté, een rationeel begrip. Maar
volja, dat is de bekende Russische anarchie en het gebrek aan
verantwoordelijkheid: ik doe wat ik wil. Volja heeft ook een goede kant:
het geeft de mens de kans zich van zijn masker te bevrijden. Omdat ik
wat westers bloed heb, erger ik me altijd aan die onverantwoordelijkheid
van de Russen. Daarom hoopte ik dat Poetin, die een pragmaticus is, in
die enorme Russische oceaan een weg zou vinden om die woeste energie te
beteugelen. Maar helaas… Het is in Rusland altijd hetzelfde liedje. Wij
komen met geweld in opstand en dan volgt opnieuw de dictatuur.” Wat voor een kind was u?
„Op
mijn zesde drong tot me door dat wij maar een klein stofje zijn in het
oneindige heelal. Alles in mij kwam tegen dat besef in opstand. Ik ging
op zoek naar iets dat die kortstondigheid van het leven kon overstijgen
en vond dat in de steeds weerkerende cyclus van de natuur. Maar bij
dichters als Pasternak of Achmatova vond ik daar niks over terug. Ze
schreven niet over de dood, over de geest, niet over het
allerbelangrijkste. Toen ik een jaar of tien was begon ik zelf gedichten
te schrijven.” Was u eenzaam?
„Ik heb lang in een weeshuis
gewoond en voelde me er op een andere planeet. De wereld, met zijn
wreedheid en schoonheid, ervoer ik als iets abnormaals. Onlangs las ik
dat in Frankrijk jaarlijks 75.000 vrouwen worden verkracht! Zoiets is
niet te snappen. Schoonheid zal de wereld redden, heeft Dostojevski
gezegd. Dat is een aforisme geworden en in werkelijkheid heeft
schoonheid natuurlijk nog nooit iemand gered. Maar het is de missie van
de schrijver uit te leggen dat er nog een andere dimensie bestaat, die
die wrede wereld zal overwinnen. We leven in een verwilderde wereld,
maar de mensen willen het niet zien. Als een schrijver daar niet op
reageert, pleegt hij verraad aan zichzelf. Dan bedrijft hij slechts
amusement.” U bent erg pessimistisch, maar toch wilt u de wereld redden.
„Ons
leven telt 20.000 dagen. U en ik hebben in het beste geval nog 10.000
dagen te gaan! Als je dat beseft kun je twee uitwegen kiezen: ofwel je
begint als een gek te eten, drinken en te seksen, of je vraagt je af of
er iets is wat dit leven overstijgt. Wat is anders de zin ervan? Nóg een
ijsje eten, nóg eens naar Indonesië gaan, nóg een minnares of twee,
drie, tien bezitten? Dan kun je je net zo goed meteen verhangen. Maar
als je je realiseert dat je je leven anders kunt inrichten, ten
overstaan van het heelal, van God, dan heb je het begrepen. Het is niet
zo moeilijk je denkwereld te veranderen.”
Andreï Makine: Het boek van de eeuwige korte liefdes. Vertaald door Jan Versteeg. De Geus, 192 blz. € 19,95
Andreï
Makine is net in Amsterdam geweest, waar hij zich thuisvoelt: hij
groeide op met helden uit de Hollandse kinderliteratuur. Het verhaal van
Hans Brinkers strookte helemaal met de Sovjet-geest van zelfopoffering.
Andreï Makine is een man van uitersten. Het ene moment is hij
bloedserieus en deinst hij niet terug voor gepeperde uitspraken:
`Kinderverkrachters verdienen de doodstraf' of `In Frankrijk zijn er
historici die de geschiedenis vervalsen'. Maar even later lijkt de
Frans-Russische schrijver heel iemand anders, verzint een hilarisch
moordverhaal of laat kinderen in lachen uitbarsten door een levensechte
Russische wolf uit te beelden.
Makine, van wie onlangs de korte
roman La musique d'une vie verscheen, is een paar dagen in Nederland
voor de promotie van zijn zesde boek Requiem voor Rusland. Hij voelt
zich thuis in Amsterdam. De architectuur van de stad lijkt op
Sint-Petersburg, waar, in navolging van de Hollandse bouwtraditie, `net
zulke huizen van steen, met hoge schouwen, mooi keramiek en smalle
vensters' het straatbeeld bepalen. Bovendien groeide Makine, geboren in
Siberië, op met helden uit de Hollandse kinderliteratuur: ,,De zilveren
schaatsen (van P.J. Andriessen en M.E. Dodge, md) – dat was voor ons een
klassieker, net als de Gebroeders Grimm. Wij schaatsten soms hele
dagen, tot er een korst van ijs op ons lijf zat. Kwamen we op een
bevroren meer waar gas onder het ijs zat, dan maakten we er een klein
gaatje in. We staken het gas aan met een lucifer, verwarmden ons aan het
vuurtje, poften aardappels. Ook dat andere Hollandse kinderboek, over
dat jongetje dat zijn vinger in de dijk stak om zijn vaderland te
redden, roerde ons tot tranen toe. Dat strookte helemaal met de
Sovjet-geest van zelfopoffering. Wij, kleine Rusjes, wilden niets liever
dan als martelaar sterven voor het vaderland.''
Karikaturaal mannetje
Ook in Requiem voor Rusland wordt er veel gestorven, beter
gezegd, gemoord. Aan de hand van twee hoofdpersonen (agenten van de
Russische geheime dienst op jacht naar wapenhandelaren) en hun
voorouders laat Makine op indringende wijze de hele bloedige Russische
geschiedenis van de twintigste eeuw passeren (zie de recensie in Boeken,
16.10.2001). ,,Het is een tijdperk dat erg slecht is begrepen en dat
men ook al begint te vergeten'', zegt Makine, ,,We zijn een andere eeuw,
een ander millennium binnengegaan. Voor jonge Russen is dat allemaal al
zo lang geleden. De tijd van voor de Berlijnse muur ligt voor hen net
zover weg als die van voor de Chinese muur.'' Bovendien ergert Makine
zich aan de `revisionistische, negationistische' manier waarop de
geschiedenis van de twintigste eeuw wordt `herschreven': ,,Men vergeet
alle slachtoffers uit die tijd. Toen onlangs de film Stalingrad in de
bioscoop uitkwam, was er een minkukel die in L'Express schreef, dat er
bij de slag van Stalingrad (waarbij het Russische leger op 2 februari
1943 het Duitse tot capitulatie dwong, md) twee totalitaire regimes
tegenover elkaar stonden. Hij stelde de Russen en de nazi's op één lijn!
In Frankrijk heeft men de neiging de macht van Hitler steeds meer te
minimaliseren, om de eigen rol goed te praten. De historicus Le Roi
Ladurie noemde Hitler in een artikel `picrocholiaans', naar Picrochole
(de koning van de koekenbakkers) uit Gargantua en Pantagruel van
Rabelais, alsof het een klein, zwak, karikaturaal mannetje was! Ik was
diep geschokt. Hitler had heel Europa veroverd en een deel van de USSR!
Je kunt toch niet ontkennen dat de macht van die man enorm was! Het
Russische leger heeft de Duitsers teruggedrongen. Iets anders beweren is
geschiedsvervalsing.''
Zijn meest recente roman, La musique d'une
vie, heeft niet de pretentie van een fresco, zoals Requiem voor Rusland
– al bestrijkt ook dit boek het leven van enkele generaties uit één
familie. Makine gaat weer terug naar een kleine enscenering, zoals in
Olga of Bekentenissen van een afvallige vaandeldrager, en naar een
poëtisch taalregister – dat van Het Franse testament. La musique d'une
vie vertelt hoe het leven van een getalenteerde jonge Russissche
pianist, geboren in 1920, vlak voor zijn eerste concert, totaal
verandert, als zijn ouders – musici en theaterliefhebbers en daarmee
vijanden van het volk – door de staatspolitie worden opgepakt. De jongen
duikt onder op het Oekraïense platteland, neemt de identiteit aan van
een omgekomen soldaat die wel enigszins op hem lijkt en sluit zich aan
bij het leger. Hij redt het leven van een generaal die hem als chauffeur
in dienst neemt, wordt verliefd op diens dochter en verraadt zich door
in het openbaar toe te geven aan zijn verlangen weer piano te spelen.
Meer dan tien jaar goelag is zijn straf.
Zuiveringen
,,Het
is een verhaal dat iemand mij eens vertelde'', zegt Makine, ,,het bevat
de hele Russische geschiedenis, samengebald in een heel bijzondere
menselijke werkelijkheid. De jonge pianist ontvlucht de zuiveringen en
begint een nieuw leven in een identiteit die niet de zijne is.''
Identiteit is het sleutelwoord in deze roman. Het boek begint op een
besneeuwd, ijskoud station in de Oeral waar tientallen mensen,
opeengepakt, wachten op een trein die maar niet wil komen – het ultieme
beeld van stilstand, van bewegingloosheid, van gelatenheid, van
onderwerping aan het noodlot, van stille bereidheid tot lijden en
opoffering. De typische `homo sovieticus', zegt de verteller. Makine:
,,Dat is de Russische ziel. De term is van Aleksandr Zinovjev (geb.
1922), een groot wetenschapper, filosoof en logicus. Als dissident week
hij uit naar München en begon daar anti-sovjet satire te schrijven. De
term van `homo sovieticus', die hij bezigde voor de geborneerde,
serviele Rus, is door alle politici, alle sovjetideologen overgenomen.''
In
veel van Makine's romans nemen personages andere identiteiten aan –
alle varianten van die homo sovieticus. Waarom? Makine: ,,Je moeten
altijd vragen stellen bij de zin van je identiteit. Je bent altijd de
gevangene van het parcours dat je hebt doorlopen, van je leeftijd, je
opvoeding, de maatschappij waarin je leeft. Die grenzen wil je altijd
overschrijden. Je bent niet alleen man, vrouw, met een bepaald beroep,
je bent meer dan dat. Je hebt een ziel die in contact staat met het
hogere, met God, met het oneindige, met de eeuwigheid. Neem Proust, een
klein, ziekelijk mannetje, dat vaak het bed moest houden. Hij wilde dat
niet meer zijn en maakte zich, door het woord, los van de wereld, los
van zijn identiteit. De kunstenaar – of dat nu een pianist is of een
schrijver – voorvoelt de hemelse harmonie, de eeuwigheid waartoe wij
behoren. Tegelijkertijd kan hij de tijd stilzetten bij een moment van
liefde, van geluk, van schoonheid. Het zijn die diepe momenten van
eeuwigheid die mij interesseren. Dat is het uiteindelijke doel van de
literatuur.''
In La musique d'une vie bereikt de pianist
dergelijke momenten als hij speelt, ondanks de fatale gevolgen die dat
voor hem heeft. In Makine's roman zijn dat korte, beslissende passages.
,,Natuurlijk heeft de schrijver ook taken die ondergeschikt zijn aan het
ultieme doel. Je kunt een hele mooie roman schrijven over het Nederland
van vandaag; je beschrijft de maatschappij, de psychologie van de
personages – man, vrouw, heteroseksueel, homoseksueel, koningsgezind,
anti-monarchistisch, zodat het een mooi fresco wordt. Dat kan leuke
literatuur met een sociologische inslag opleveren, maar meer ook niet.
De echte literatuur geeft je, bij het lezen, de indruk een beetje
onsterfelijk te zijn.''
Die waarheid zit volgens Makine ,,verstopt
achter al die lagen identiteit''. ,,De ziel – daar gaat om. Sint
Augustinus zei het veel beter: memoria ipsa anima est (Herinnering is de
ziel zelf), waarmee hij niet doelt op leuke vakantieherinneringen. In
Le temps retrouvé zegt Proust dat hij veel mooie kastelen en paleizen
heeft bezocht; toch betekent een bepaald klein stukje tuin veel meer
voor hem. Waarom? Daarin zit zijn ziel. Daar heeft hij een gevoel van
eeuwigheid gehad. Dat moment kan hij stilzetten, steeds weer opzoeken en
er eeuwig in leven.''
Andreï Makine: La musique d'une vie. Seuil,
128 blz. ƒ37,15 (pbk) Requiem voor Rusland. Vert. door Jan Versteeg. De
Geus, 318 blz. ƒ49,60
https://www.nrc.nl/nieuws/2001/09/07/alles-draait-om-de-ziel-7556094-a219783
Met grote, verende passen loopt de Russische reus langs de
caroussel op het hellende pleintje van Montmartre. Andreï Makine is
energiek en vastberaden – een imposante verschijning. De lusteloos bij
de metro rondhangende jongeren kijken hem wat verbaasd na. Zijn stralend
blauwe ogen doen denken aan de Siberische voorjaarsluchten uit zijn
romans. Hij lijkt vrolijk, vertelt dat hij de dag erop vertrekt voor een
reis naar Australië en Libanon.
Sinds Makine in 1995 de Prix
Goncourt ontving voor zijn vierde roman, Het Franse testament, is hij
miljonair. Twaalf jaar geleden kwam hij, zonder een cent op zak, naar
Frankrijk en woonde hij een tijdje tussen de graftombes op Père
Lachaise. Ook nu is hij in luxe niet geïnteresseerd: ,,Het minimum is
mij genoeg. Ik wil schrijven, mezelf verwezenlijken, iets van de wereld
zien.'' Het succes is hem niet komen aanwaaien. Tien jaar geleden toonde
niemand zich bereid zijn eerste roman, Olga, uit te geven. ,,Ik heb dat
ook dom aangepakt'', zegt Makine nu, ,,ik bezocht alle uitgevers met
mijn manuscript onder mijn arm. In Rusland is het belangrijk om mensen
in de ogen te kijken, maar hier niet. Ze vielen meteen over mijn
Russische accent. Een Rus die in het Frans schrijft, dat kon gewoon
niet. Na honderd keer nul op het rekest, heb ik mijn boek als Franse
vertaling uit het Russisch aangeboden en dat lukte. De uitgever wilde
dat ik het origineel meenam, om de vertaling te controleren, maar dat
bestond helemaal niet! Ik nam een heel andere Russische tekst mee en
deed alsof dat het oorspronkelijke boek was. Verschrikkelijk, maar voor
mij was het een kwestie van leven of dood.''
Andreï Makine is een
bodemloze put vol verhalen. Het ene na het andere verhaal borrelt naar
boven, zijn hele lijf vertelt mee. ,,Ik praat toch niet teveel?'' vraagt
hij af en toe in de drie uur, die hij op één espresso doorbrengt. ,,Als
schrijver ben ik ambitieus. Ik probeer altijd het geheim van iemand te
raden, een geheim dat die persoon vaak zelf ook niet kent. Wij denken –
typisch westers – dat we onszelf kennen, maar dat is niet zo. Als
romanschrijver is het je plicht het mysterie van de ander te doorzien.
Je hebt een goddelijke pretentie. Je steelt karakters.''
Verliefd
In zijn boeken schildert Makine een immens
fresco van het leven in Rusland in de twintigste eeuw. De revoluties,
het stalinistische tijdperk, de moordpartijen en de goelags, de vele
oorlogen, de periode van ontspanning en de emigratie vormen de
dramatische achtergrond van het lot van individuen – mannen, vrouwen en
kinderen, die door Makine nauwgezet, met warmte en tederheid worden
neergezet. Elk personage lijkt hij persoonlijk te kennen. Ieder staat
hem even na. Hij kijkt over de schouder van Olga (1990), de jonge vrouw
uit zijn eerste roman die, als dochter van een Held van de Sovjet-Unie,
tijdens de Olympische Spelen verliefd wordt op een Franse atleet en
onder druk van de KGB een professionele prostituée wordt. Hij ziet hoe
de jonge, onstuimige hoornblazer uit Bekentenis van een afvallige
vaandeldrager (1992) tegen het zinloze marcheren rebelleert en hoe hij
innerlijk versteent tijdens de Afghaanse oorlog. Hij voelt, in de huid
van Pjotr, hoe het is om beide benen te verliezen en daarna als
schoenmaker de kost te verdienen. En hij loopt in Een Siberische lente
(1994) zeventien keer tweeëndertig kilometer door de winterse taiga,
samen met zijn drie jonge hoofdpersonen, om steeds weer diezelfde Franse
film met Jean-Paul Belmondo te gaan zien.
Ook de hoofdpersoon uit
zijn onlangs vertaalde, vijfde roman, De misdaad van Olga Arbélina, is
zo'n vrouw die in iedere volgende fase van de Russische geschiedenis
weer nieuwe klappen heeft opgelopen. Als kind doolde zij verdwaasd door
de decadente, orgiastische verkleedpartijen van de aristocratie, die bij
het begin van de Revolutie werd vermoord of overhaast vertrok. Haar
leven was daarna een aaneenschakeling van vlucht, vernedering,
aanranding, haat en zinloos geweld. Met haar zoon, een
hemofilie-patiënt, belandt Olga in een klein dorpje in Frankrijk. Daar
brengt zij als Russische prinses in ballingschap veel nieuwsgierige en
boze tongen in beweging. Op een dag wordt zij, aan de oever van de
rivier, halfnaakt en doorweekt aangetroffen naast een dode boer uit de
omgeving. Moord of een ongeluk? Daarover verhaalt Makine in zijn
prachtig proustiaanse, beeldende taal, die ook in Het Franse testament
al zo indrukwekkend was. De misdaad van Olga Arbélina is een
verinnerlijkt Russisch drama met de proporties van een Griekse tragedie,
een verhaal over de verboden liefde bij uitstek: die tussen een moeder
en haar zoon.
,,Ik wilde een in ieder opzicht onacceptabele roman
schrijven'', zegt Makine, ,,Mijn boek gaat niet over incest, maar over
het overstijgen daarvan. Het gaat om die onacceptabele, absolute liefde.
Dostojevski schiep personages die tot op de grens gaan, die spelen met
moord of zelfmoord. To be or not to be, dat is het genie van
Dostojevski. Maar hij heeft nooit de vraag beantwoord hoe je verder moet
leven, als je die absolute grens eenmaal hebt overschreden. Hij
verliest zich in vage verwijzingen naar God, naar het hogere, het
eeuwige. Ik wilde me voorstellen hoe je daarna verder moet, praktisch,
in het dagelijks leven.
,,Russische emigranten hadden mij
fluisterend de geruchten verteld, die er over een zekere prinses
Arbélina de ronde deden. De rest heb ik geraden. Toen ik het boek
schreef ben ik bijna gek geworden. Ik dacht dat ik stikte, dat ik er
nooit uit zou komen. Ik begon hallucinaties te krijgen tijdens het
schrijven. Uiteindelijk ben ik die vrouw gewórden. Ik ben in haar
herboren. De Franse roman is erg cerebraal en rationeel. Ook Racine en
Voltaire streefden naar het benoemen der dingen, naar een begrijpelijke
uitleg. Zelfs Proust hield erg van formuleren. De Russische literatuur
moet je voelen, mee-beleven! Ze wil ontroeren. Als ik, schrijver, in de
huid van die vrouw kan kruipen, kunt u dat ook. Je houdt van de
Russische literatuur of je verafschuwt haar. Je moet niet bang zijn voor
die états existentiels, die grote gevoelens, maar de meeste mensen
beschermen zich daartegen. Ze zetten een masker op.''
Bal masqué
Het
masker is een geliefd thema van Makine. In zijn laatste boek dwalen
Olga en haar vriendin Li, als kleine meisjes, verrukt door de
droomwereld van het bal masqué: ,,Je weet niet meer wie wie is''. Later,
in Parijs, maakt Li schilderijen, waar op de plaats van het hoofd een
gat zit. De Parijzenaars kunnen zich zo laten fotograferen in het
gezelschap van Tolstoi of andere geschilderde grootheden. ,,Hoe kun je
tegenwoordig, in dit harde sociale en professionele klimaat overleven
zonder een masker te dragen?'', zegt Makine, ,,Zeg eens iets
diepzinnigs, iets gevoeligs en men denkt onmiddellijk dat je gek bent.
Ons leven bestaat voor tachtig procent uit dromen en angsten, die nooit
werkelijkheid zullen worden.
,,Kijk naar de angst die afstraalt
van de gezichten in de metro. Mensen dragen zoveel maskers dat ze
vergeten hoe hun ware gezicht eruit ziet. Ze kijken in de spiegel en
vragen zich af: wie ben ik? Soms geven mensen zich bloot, in momenten
van passie, van gevaar, van revolutie, van oorlog. Dan scheurt dat
masker en duikt het echte beeld op. Die momenten zoek ik. Zelf draag ik
een masker van humor, van ironie. Vaak denkt men dat ik vrolijk ben en
gelukkig, terwijl ik dat dan helemaal niet ben. Het is een knipoog naar
de ander, waarmee ik wil zeggen, dat ik niet ben wat ik lijk. Als de
ander dat oppakt, kan er een echte gedachtenwisseling ontstaan. Het
heeft niets met lachen te maken, maar met het vermogen op een naïeve
manier schoonheid te zien. Een vrolijke blik is een aanslag op de
totalitaire realiteit om ons heen.''
Zoals Makine in Het Franse
Testament beschrijft, kwam hij naar Frankrijk als groot bewonderaar van
dat land. Sindsdien is hij niet meer in Rusland teruggeweest. Wel is Het
Franse testament er in vertaling verschenen. ,,De reacties waren nogal
divers'', zegt Makine, ,,Men vroeg zich af waarom ik niet in het
Russisch schreef. Verder hadden de critici nog dezelfde houding als bij
de literaire processen in de stalinistische periode.'' `Kameraden!',
roept Makine hard door het café, `Ik heb zijn boek niet gelezen, maar ik
denk dat het slecht is!'
Het gaat misschien wat ver te zeggen dat
Makine inmiddels de schellen van de ogen zijn gevallen, maar enige
kritiek op het zo door hem geliefde land is er toch wel te bespeuren.
Hij geniet er nog steeds van dat je hier gewoon in een café kunt gaan
zitten – dat wordt in Moskou beschouwd als een onzalige westerse
gewoonte. Wat hem teleurstelde is ,,de wanverhouding tussen de
mogelijkheden die er zijn en het genot dat men eraan ontleent. Je kunt
hier in vrijheid scheppend bezig zijn, genieten, liefhebben en toch
heerst er een soort droogte. Iedereen hier is bang voor morgen, bang het
dan minder goed te hebben. De jongeren denken alleen maar aan werk.
Feesten staat gelijk aan zuiperij, zonder enig gevoel voor schoonheid.
De eerste keer dat ik hier oudjaar meemaakte, dacht ik dat het om een
begrafenis ging. Iedereen zat daar maar. (Met getuite lippen:) Waar
heeft u die zalm gekocht? Wat een ver-ruk-ku-luk-ke champagne. Diable!
Ik ben naar buiten gegaan, de frisse lucht in. Ik geloof niet dat een
emigrant volledig kan integreren in het land dat hem opneemt. Hij kan
doen alsof, hij kan de anderen naäpen, maar het blijft op zijn best een
goede imitatie.''
Makine woont in een kleine studio in Parijs,
maar bouwde ook een huisje aan de Atlantische kust. Wat hij mist is niet
zozeer het Russische landschap, maar de sneeuw – de sneeuw die in elk
van zijn boeken als een alomvattend personage aanwezig is. ,,In Rusland
heeft zij bijna een spirituele betekenis. Zij maakt het leven
magnifique, verandert alle proporties, neemt de tegenstelling weg tussen
hemel en aarde. Kort geleden sneeuwde het hevig in Parijs. Ik ben onder
iedere lantarenpaal tien minuten blijven staan. Ze zullen wel gedacht
hebben dat ik gek was. In Frankrijk is sneeuw een consumptiegoed. Je
kunt erop skiën, ervan profiteren – een woord waar de Fransen dol op
zijn. Voor Russen is dat eerder negatief, ze denken meteen aan `vuile
profiteur'. Russen willen niet profiteren, integendeel. De tijd voorbij
zien gaan, rust hebben tot nadenken, dàt is voor hen luxe. Een Rus kan
uren met iemand praten. Dat zal een Fransman nooit begrijpen, want die
heeft nooit tijd. Het is een beetje zoals die Italiaan die lekker, met
zijn sigaretje, in het zonnetje zit te soezen. Op de vraag van een
Amerikaanse of hij haar, voor een paar stuivers, wil helpen haar koffers
te dragen, antwoordt hij: ach nee, ik heb al gegeten... Dat had een Rus
kunnen zijn.''
Vuur
Als Makine over het
mentaliteitsverschil tussen oost en west spreekt, schieten zijn ogen
vuur en verheft hij zijn stem. ,,De westerse instelling is dat je geld
moet verdienen, meer, meer en nog meer. Produceren, jusqu'à la folie.
Als het om materiële zaken gaat, is het nooit genoeg. Dat is de
beschaving die u hier in het westen tot stand heeft gebracht. De
Hollanders weten er ook wat van. U heeft moeten strijden tegen het
water. Dat zou je min of meer uw ongeluk kunnen noemen. En kijk eens hoe
de Amerikanen hun continent hebben veroverd: ze hebben de Indianen
volledig uitgeroeid. Siberië is veroverd door vijfhonderd kozakken, die
langzaam vorderden en de lokale manier van leven overnamen. Het land was
zo groot, iedereen kon er zijn plaats vinden.''
Sprekend over
zijn geboorteland, doet de schrijver zijn uiterste best om zijn masker
van ironische vrolijkheid niet te laten rimpelen. Met de
quasi-onderkoelde, kosmische blik, die we herkennen als een karaktertrek
van Olga Arbélina, beziet Makine de toekomst van Rusland als het ware
vanuit de eeuwigheid, vanaf een verre planeet uit het universum. ,,Alles
wat nu een catastrofe lijkt, is in wezen maar een klein incident op de
weg die het land aflegt. Het is zoals wanneer er iemand struikelt. Dat
is geen ramp, hij staat gewoon weer op.''
Maar als het woord
Stalin valt, verdwijnt zijn glimlach. Zijn gezichtsuitdrukking krijgt
iets verbetens, iets verbitterds. Fel legt hij uit: ,,De dood van
Stalin, in 1953, was voor de één de dood van God, voor de ander de dood
van een monster. Bij zijn begrafenis vertrapten de mensen elkaar, zo
druk was het. De paarden van de bereden politie begonnen te steigeren en
kwamen boven op de mensen neer. De mensen tilden de paarden op,
vrachtwagens reden dwars door huizen heen, maar de bewoners merkten het
niet, want ze huilden om de dood van Stalin. Het was alsof de zon niet
meer opkwam. Een paar dagen later drong het nieuws door in de goelags.
Daar werd zijn dood gevierd als dat van een monster. Wie in de jaren
daarna kind was (Makine zelf werd in 1958 geboren - MD), heeft nog
steeds de verminkten op zijn netvlies staan. Smerige mensen zonder
armen, zonder benen, voortdurend dronken. Dat was de realiteit. In de
jaren zestig zag ik voor het eerst een Amerikaanse pianist. Ik had zo'n
verschrikkelijk verlangen die man aan te raken, de man die die
onneembare Russische grens had overgestoken, met die uitkijkposten, dat
prikkeldraad en die honden. Dat valt niet uit te leggen.''
Tweeënveertig
vergeten oorlogen voerde Rusland in haar bestaan, vertelt Makine en hij
ratelt ze op, van Angola tot Nicaragua. In Bekentenis van een afvallige
vaandeldrager verliest de jonge hoornblazer, als soldaat in de oorlog
in Afghanistan, zijn illusies. ,,Het was een oorlog om niets. Er werden
een miljoen Afghanen bij gedood. We zaten in een geblindeerde tank. Ik
zal het nooit vergeten. De chauffeur draaide zich om om iemand een
vuurtje te geven, tikte per ongeluk tegen zijn stuur en er verdwenen
twee kinderen onder de rupsbanden, kinderen die naar de colonne stonden
te kijken. Hoe kan de man die dat op zijn geweten heeft, verder leven?
Dat vergeet je nooit, alle wodka ten spijt.''
De misdaad van Olga
Arbélina is verschenen bij uitgeverij de Geus. Vertaling Jan Versteeg.
Prijs ƒ49,90. Ook de andere boeken van Andreï Makine zijn bij deze
uitgeverij verschenen.
Als
er één Franstalige auteur is wiens werk coherent is van toon en van
thematiek, dan is het Andreï Makine. Zijn oeuvre bestaat inmiddels uit
negen romans, waarvan de voorlaatste, De aarde en de hemel van Jacques
Dorme, onlangs in het Nederlands verscheen. Zijn nieuwe, wonderschone
roman La femme qui attendait vormt in zekere zin een tweeluik met de
zojuist vertaalde roman. In beide keert Makine breeduit terug naar
(auto)biografische verhaalelementen uit Het Franse testament, waarvoor
hij in 1995 de Prix Goncourt kreeg.
Margot Dijkgraaf
Wat voor mij telt, zegt een van de vertellers in De aarde en de
hemel van Jacques Dorme, is niet de feitelijke waarheid, maar `la belle
légende'. Het is een uitspraak die mutatis mutandis geldt voor de manier
waarop Makine zelf tegen zijn schrijverschap aankijkt: stuk voor stuk
spelen zijn verhalen zich af tegen de achtergrond van verschrikkingen
van oorlog en terreur, steeds betreft het personages wier leven wordt
gebrandmerkt door de onverbiddelijke loop van de geschiedenis. Wat
Makine eruit licht zijn `moments d'éternité', ogenblikken van geluk,
waarnaar zijn personages op latere tijdstippen in hun leven steeds
terugkeren.
De aarde en de hemel van Jacques Dorme begint met zo'n
verlicht moment, zo'n magische ontmoeting. Aan de vooravond van de slag
bij Stalingrad, op enkele kilometers afstand van de plek waar de strijd
tussen de Russen en de Amerikanen enerzijds en de Duitsers anderzijds
zal ontbranden, ontmoet, te midden van oorlogschaos, paniek en verdriet,
een jonge Franse verpleegster een Franse piloot. Het blijft bij een
heftig beleefde en levenslang gekoesterde coup de foudre als kort daarna
de piloot, door de Franse geheime dienst op missie naar Siberië
gestuurd, met zijn vliegtuig neerstort en nooit meer wordt
teruggevonden.
Dit is nog maar één van de drie verhaallijnen die
Makine ingenieus in elkaar heeft verweven, al hangen ze onderling met
elkaar samen. De Française, die ook na de oorlog in Rusland blijft,
biedt af en toe in het weekeinde onderdak aan een Russische jongen wiens
ouders onder het communistische regime spoorloos zijn verdwenen. Net
als in Het Franse testament, vertelt de Française hem over het paradijs
dat Frankrijk heet, leert ze hem Frans en verslindt hij, in een poging
de keiharde dagelijkse realiteit te ontvluchten, de klassieke Franse
romans die hij op haar zolder aantreft.
Eenmaal volwassen – en dat is de derde verhaallijn – gaat de
jongen op zoek naar de sporen van de verdwenen vliegenier, Jacques
Dorme, wiens levensverhaal hij van jongs af aan bij zich heeft gedragen.
Hij zoekt uit waar de piloot vandaan kwam, waar hij vocht en, vooral,
wat zijn heldendaden waren. Als in een avonturenroman lezen we hoe de
verteller in een sneeuwstorm, langs een door metershoge sneeuw gespannen
touw een houten huis bereikt. Vanuit deze omgeving onderhoudt een
piloot dezelfde vliegroute als ooit Jacques Dorme. Deze piloot neemt hem
mee en zet hem voor een korte tijd af op de ijsvlakten waar Dormes
vliegtuig neerstortte, zodat hij – als in een zoektocht naar de vader –
werkelijk in diens laatste voetstappen kan treden.
In zijn drie
verhalen trekt Makine drie verschillende registers open. Soms lees je
een dagboek, soms een avonturenroman, dan weer een ode aan de Franse
cultuur. Nu eens zit je in een romantische liefdesroman, waar een
brekende kralenketting al het naderende einde van de idylle
symboliseert. Dan weer lees je over een weeshuis, waar `de kinderen van
de dooi' midden jaren zestig de geschiedenisboekjes over Chroestjov bij
het oud vuil moeten zetten. Even later zit je met het volgende personage
middenin een sneeuwstorm in Siberië en ben je op zoek naar een wrak dat
er al een halve eeuw moet liggen.
Zo avontuurlijk als De aarde en
de hemel van Jacques Dorme is, zo ingetogen en zo verstild is La femme
qui attendait. De sneeuw- en ijsvlakten vormen in de ene roman de ideale
setting voor een gevaarlijke onderneming, terwijl zij in het laatst
genoemde boek het spiegelbeeldige decor vormen van het zuivere, het
goede en het altruïstische – al die eigenschappen die Makines
vrouwelijke hoofdpersoon, een onderwijzeres, in ruime mate bezit. Het
verhaal is eenvoudig: een vrouw wacht op de terugkeer van haar geliefde,
die dertig jaar eerder, in 1945, als soldaat naar het front vertrok.
Verder is niets aan dit verhaal eenvoudig: Makines zinnen zijn van een
doordringende schoonheid, zijn beelden stralen op je netvlies en zijn
hoofdpersoon blijkt uit zoveel lagen te bestaan dat je nog lang met haar
bezig blijft. Ook zij put uit zo'n magisch moment, dat inmiddels al tot
het verre verleden behoort: een laatste belofte van eeuwige trouw, uit
de mond van de soldaat van wie zij houdt, terwijl zijn slee hem van haar
weg voerde.
Welke vrouw wacht dertig jaar op een man, vraagt
Makine zich af, waarmee vult zij haar dagen, waar denkt ze aan als zij
de visnetten leeghaalt of over het meer roeit? Is zij een gevangene of
juist bij uitstek vrij? Is zij gelaten en berustend of bruisend van
onderhuidse passie? Haar eenzaamheid voert haar langs de afgrond van de
waanzin, de pure schoonheid van het landschap is voor haar een bron van
geluk. In het zo goed als verlaten Russische gehucht gaan weemoed en
nostalgie een dagelijkse strijd aan met de pragmatische kanten van het
leven in een uithoek van de wereld.
Zoals de verteller in Jacques
Dorme het mysterie van de imaginaire vader probeert te doorgronden, zo
is La femme qui attendait een queeste naar de moeder. De een was nooit
werkelijk vader, net zo min als de ander ooit moeder was. Toch vervullen
zij beiden die rol in het leven van jonge mensen om hen heen: jongeren
die niet zo geknecht zijn door de totalitaire geschiedenis als zijzelf,
jongeren die hopen op een toekomst en een leven in vrijheid, hetgeen
vorige generaties niet gegund was.
Zo vormen beide boeken een
formidabel tweeluik binnen het immense fresco van de Russische
twintigste eeuw, dat de auteur stukje bij beetje bij elkaar schrijft.
Ook in deze boeken worden individuen in crisis uit de grote grijze massa
gelicht: een vliegenier die het slachtoffer wordt van ondoorgrondelijke
acties tijdens de Koude Oorlog, en een onderwijzeres die haar leven zin
geeft door over het verleden te vertellen aan een jongere generatie.
Dat is en blijft ook de roeping van Makine.
Andreï Makine: De
aarde en de hemel van Jacques Dorme. Vert. door Jan Versteeg. De Geus.
224 blz., €19,90 Andreï Makine: La femme qui attendait. Seuil, 214 blz.,
€18,
On the far eastern borders of the Soviet Union, in the sunset of
Stalin’s reign, soldiers are training for a war that could end all wars,
for in the atomic age man has sown the seeds of his own destruction.
Among them is Pavel Gartsev, a reservist. Orphaned, scarred by the
last great war and unlucky in love, he is an instant victim for the
apparatchiks and ambitious careerists who thrive within the Red Army’s
ranks.
Assigned to a search party composed of regulars and reservists,
charged with the recapture of an escaped prisoner from a nearby gulag,
Gartsev finds himself one of an unlikely quintet of cynics, sadists and
heroes, embarked on a challenging manhunt through the Siberian taiga.
But the fugitive, capable, cunning and evidently at home in the depths
of these vast forests, proves no easy prey. As the pursuit goes on, and
the pursuers are struck by a shattering discovery, Gartsev confronts
both the worst within himself and the tantalising prospect of another,
totally different life.
Translated from the French by Geoffrey Strachan
Genre: Fiction & Related Items / Modern & Contemporary Fiction (post C 1945)
Andreï Makine: when critics quibble over which great novelist your work stands beside, you’ve had a good year James McNamara 20 July 2019 9:00 AM
The Archipelago of Another LifeAndreï Makine, translated from the French by Geoffrey Strachan
Maclehose, pp.235, £16.99
The Siberian-born novelist Andreï Makine has, as we say in the book
world, a shedload of French literary bling. He’s the only writer to win
the Prix Goncourt and the Prix Médicis for a single novel (Le Testament Français) which is, in pop cultural terms, like winning TheGreat British Bake Off and Strictly on the same day. So one imagines that when old Andreï sat down to write this one, he enjoined himself not to cock it up.
Reader, he hasn’t. One hesitates to use the word ‘masterful’, but for The Archipelago of Another Life
it feels warranted. Set largely in 1950s USSR, Makine’s novel tells the
story of Pavel Gartsev, a reluctant Red Army reservist tasked with
hunting down an escaped convict in the Siberian forests. With him are a
cross-section of the regime: Luskas, a vicious communist apparatchik;
Ratinsky, a dangerous young officer; Butov, a Falstaffian major,
notionally in charge; and Vassin, a decent sergeant, weary from a life
of tragedy.
This manhunt is a self-described Western, and there are structural
elements of the genre: a posse of misfits, a mysterious outlaw, a
high-pressure pursuit — even moonshine by campfires and a dead gold
prospector. But to reduce the novel to a Western is like describing Heart of Darkness as ‘a jaunt upriver to find a chap who’s had a bit of a nervy b’.
Instead, set against the horrors of Stalin’s Soviet Union, the novel
speaks more universally of human experience, of the individual’s
‘impulse for freedom’. As the soldiers venture into ‘beautiful virgin
forest, crossing streams where the water was as cool as sorbet’, they
become less interested in capturing the prisoner and begin to feel
liberated, if temporarily, from the totalitarian regime.
Among the ‘slow, green, swaying rhythm’ of the trees, Pavel and his
comrades go through a spiritual journey of sorts. From cogs in a
bureaucracy, they become rehumanised, finding empathy for their quarry.
But as they venture deeper into the taiga, they devolve into beastlike
brutality. Pavel, though, continues through this depravity to a cleaner
sort of animality, rebelling against all human society — the ‘farcical
human charade’ focused on ‘desire’ and ‘conquest’ — to embrace the wild
and find in the forest a richer definition of what it is to live.
Makine — in this stellar translation from the French by Geoffrey
Strachan — is capable of soaring lyricism: ‘All around me the water was
still repeating its melody, and the sun’s radiance fractured into
glittering scales before settling into a steady flow of sombre gold at a
bend in the river.’ But his prose is most impressive for its elegant
authority. That, together with a narrative structured as a tale told by
firelight to a listening narrator, feels like a conscious nod to the
19th century. Makine has been justly compared with Tolstoy, but here I
think the better reference is Joseph Conrad. And when critics are
quibbling over which great novelist your work stands beside, you can
chalk that up as a good year’s work.
#RivetingReviews: Lucy Popescu reviews THE ARCHIPELAGO OF ANOTHER LIFE by Andreï Makine
• No comments
Early on in Andreï Makine’s latest novel, we recognise that we are
going to be led into the heart of darkness by the use of a dual narrator
and a framing device that are reminiscent of Joseph Conrad’s classic.
Set in the far eastern borders of the Soviet Union, an orphan boy
follows a stranger into the forest. He is quickly discovered and
befriended by the man he has pursued. The stranger makes him tea and
begins his tale.
In 1952, Pavel Gartsev is sent on military service to a training camp
in the eastern Siberian taiga, where the men’s resistance in the case
of a nuclear attack is tested. It’s the early period of the Cold War and
paranoia is at an all-time high. Gartsev is bullied by his commanders
and forced to endure various acts of cruelty. Ordered to capture an
escapee from a nearby labour camp, he accompanies a motley crew deep
into the taiga. The commander of the group is swiftly overruled by two
zealous, trigger-happy representatives of Stalin’s secret police, while
another recruit, Sergeant Vassin, hopes, like Gartsev, that the fugitive
will elude them.
When the men discover that their prey is a woman it unleashes dangerous impulses in them all.
‘She had humiliated and belittled
us. Now we were the real victims. Endlessly shunted this way and that in
this interminable taiga. Our honour under attack. Cut down to size by a
girl … a bitch who must be punished, not for her crime but for having
perverted the logic of this world!’
But the thick forest proves inhospitable to those who don’t respect
it. Each of the men suffer an injury and, fearful of dying in the
wilderness, return to camp. Gartsev is left alone to catch the woman or
perish.
Up to this point, Gartsev has been dominated by his ‘rag doll’ soul,
‘a kind of guardian angel that … would counsel caution, compromise,
resignation.’ It allows him to survive in an immoral society but, he
gradually realises, he can no longer countenance this shadowy existence.
Everyone informs on everyone else, petty tyrannies abound and no one is
to be trusted:
‘In this confused world one
constant prevailed: hatred. It could derive either from desire or from
fear, or else from ideas that appeared to be noble, but, curiously
enough, were the most lethal of all.’
As he closes in on the fugitive, Gartsev faces a stark choice that might yet be his salvation.
Makine writes in French, superbly translated by Geoffrey Strachan,
but the mood of his books is typically Russian. He often incorporates
elements of his own life in his fiction – he was orphaned, spent part of
his childhood in Siberia, served as a soldier in Afghanistan and
defected to France in 1987. The Archipelago of Another Life is a
powerful meditation on the shackles of oppression and the liberty of
exile. Gartsev chooses a different path from Conrad’s Kurtz, and finds
his moral compass in the remote, inhospitable terrain he inhabits; the
darkness remains external and the wilderness offers refuge from the
corrupting forces of an inhumane, totalitarian state.
Reviewed by Lucy Popescu
THE ARCHIPELAGO OF ANOTHER LIFE
Written by Andreï Makine
Translated from the French by Geoffrey Strachan
Published by Maclehose Press (2019) Lucy Popescu reviews books for various publications including the Financial Times, TLS and New Humanist. Her anthology, A Country to Call Home, focusing on the experiences of young refugees was published in June 2018. Her other publications include A Country of Refuge, The Good Tourist and Another Sky. She is chair of the Authors’ Club Best First Novel Award. www.LucyPopescu.com / Twitter: @Lucyjpop
https://www.eurolitnetwork.com/rivetingreviews-lucy-popescu-reviews-the-archipelago-of-another-life-by-andrei-makine/
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Andreï Makine et l'homme qui voulait être proie
Par Baptiste Liger,
publié le
Andreï Makine.
U. Andersen
Une puissante histoire de traque dans la taïga aux accents politiques. L'Archipel d'une autre vie, par Andreï Makine, un de nos coups de coeur de la rentrée littéraire.
L'archipel des Chantars a une
particularité. Il existe en effet dans ce coin d'Extrême-Orient une
"anomalie magnétique", faisant que l'aiguille d'une boussole "tourne en
permanence" et "ne peut donc jamais indiquer le nord correctement".
C'est dans cette région qu'un adolescent orphelin suit un stage, à
l'époque où le "communisme vieillissant" de la Russie connaît un
irrémédiable déclin.
Apprenant
ici les rudiments de la géodésie et de la nature des hommes dès
qu'apparaît "une belle cuisse féminine", ce garçon de 14 ans se surprend
à épier un étrange "homme à capuche" dans les bois, dont il ne tardera
pas à faire la connaissance: un certain Pavel Gartsev. En 1952, ce
vétéran de la guerre (alors âgé de 27 ans), blessé au cou et ayant connu
une désillusion amoureuse, se trouve, comme tant d'autres réservistes,
enrôlé par le comité militaire pour un curieux stage.
Entre fable virile et critique politique
Les
autorités russes anticipent la Troisième Guerre mondiale et ont choisi
ce lieu non loin du Pacifique pour effectuer une simulation, soumettant
les jeunes gens non seulement aux inévitables séances de tirs mais aussi
à des marches forcées dans de lourdes combinaisons les faisant passer
pour des extraterrestres! Mal vu par ses supérieurs, Pavel se voit
toutefois confier une mission, en compagnie des camarades Ratinsky,
Vassine, Louskass, Boutov - sans oublier le chien Almaz. Cette
patrouille doit mettre la main sur un évadé - un agent occidental? Un
ancien soldat nazi? - qui s'est échappé d'un camp de prisonnier voisin
et qui écume désormais la taïga, armé d'un fusil. La traque, plus
difficile que prévu, prendra un tour inattendu - notamment en raison de
la véritable identité de la proie...
Habile variation sur le chasseur et la bête poursuivie, L'Archipel d'une autre vie compte assurément parmi les romans les plus aboutis d'Andreï Makine. Avec une plume (un rien trop) sobre, le fameux auteur du Testament français - désormais académicien
- prend son temps pour installer la situation, brouiller les repères et
dès lors mieux plonger le lecteur dans ce décor potentiellement
hostile, où les surprises peuvent survenir à tout moment. La fable
virile n'est ici jamais loin de la critique politique, et les sentiments
surgissent dans une situation davantage propice à la prédation.
D'ailleurs, cette dernière peut, rappelons-le, prendre bien des traits.
L'Archipel d'une autre vie, par Andreï Makine, 288p., Seuil, 18€.
https://www.lexpress.fr/culture/livre/andrei-makine-et-l-homme-qui-voulait-etre-proie_1822646.html
Les îles Chantar (en russe : Шантарские острова) forment un archipel composé de quinze îles situées dans la partie occidentale de la mer d'Okhotsk, près de la Russie continentale. Les îles dépendent administrativement du kraï de Khabarovsk.
Les principales îles de l'archipel sont :
Grande Chantar ou Bolchoï Chantar (1 766 km2 ; point culminant 720 m) ;
Feklistova (372 km2 ; 485 m) ;
Petite Chantar ou Maly Chantar (100 km2 ; 224 m) ;
Belitchi (70 km2 ; 453 m) ;
Prokofiev (40 km2 ; 638 m) ;
Koussov (10 km2 ; 651 m).
Dans le roman d'Andreï Makine L'Archipel d'une autre vie (2016), les îles Chantar sont supposées provoquer une anomalie magnétique, empêchant l'aiguille d'une boussole de trouver le nord.
ANDREÏ MAKINE, Le Testament Français, 1995 Makine
werd geboren in de Sovjet-Unie. Hij leerde Frans van zijn uit Frankrijk
afkomstige grootmoeder. In 1987 reisde hij naar Frankrijk in het kader
van een uitwisselingsprogramma voor docenten en besloot er asiel aan te
vragen. Sindsdien leeft hij als schrijver in Parijs. fragment: In
Le testament français vertelt een grootmoeder, Charlotte genaamd, haar
kleinzoon tijdens de Russische winters fascinerende verhalen over het
Frankrijk van haar jeugd, dat mythische proporties aanneemt. Zij heeft
een koffer vol krantenknipsels waar zij de jongen en zijn zusje, die in
de vakantie bij haar logeren, ’s avonds bij het lamplicht op haar balkon
uit voorleest. In dit fragment van het boek zitten ze in het verhaal
van de feestelijke ontvangst van Tsaar Nicolaas II in Parijs in 1896. De
jongen kan echter zijn nieuwsgierigheid naar de rest van het verhaal
niet bedwingen en snuffelt in de koffer als zijn oma niet thuis is. Tot
zijn schrik stuit hij op knipsels die niet alleen de feestelijke kant
van de geschiedenis tonen.
Heureux
de ma solitude, je mis mon plan à exécution. Je tirai la valise
sibérienne sur le tapis près du lit. Les fermetures sonnèrent avec ce
léger cliquetis que nous attendions chaque soir. Je rejetai le grand
couvercle, je me penchai sur ces vieux papiers comme un corsaire – sur
le trésor d'un coffre…
À la surface, je reconnus certaines photos, je revis le Tsar et la
Tsarine devant le Panthéon, puis au bord de la Seine. Non, ce que je
cherchais se trouvait plus au fond, dans cette masse compacte noircie
des caractères d'imprimerie. J'enlevais, en archéologue, une couche
après l'autre. Nicolas et Alexandra apparurent dans des lieux qui
m'étaient inconnus. Une nouvelle couche, et je les perdis de vue.
J'aperçus alors de longs cuirassés sur une mer étale, des aéroplanes aux
ailes courtes, ridicules, des soldats dans les tranchées. En essayant
de retrouver les traces du couple impérial, je creusais maintenant en
désordre, en mélangeant ces pages découpées. Le Tsar réapparut un
instant, à cheval, une icône dans ses mains, devant un rang de
fantassins agenouillés… Son visage me sembla vieilli, sombre. Moi, je le
voulais de nouveau jeune, accompagné de la belle Alexandra, acclamé par
les foules, glorifié par les strophes enthousiastes.
C'est
tout au fond de la valise qu'enfin je mettais la main sur ses traces.
Le titre en gros caractères ne pouvait pas tromper: «Gloire à la
Russie!» Je dépliai la page sur mes genoux, comme faisait Charlotte et, à
mi-voix, je me mis à épeler les vers:
Oh! grand Dieu, quelle bonne nouvelle, Quelle joie fait vibrer tous nos cœurs, Voir crouler enfin la citadelle Où l'esclave gémit de douleur! Voir un peuple relever la tête, Et du droit porter le flambeau! Ami, n'est-ce pas un grand jour de fête, Sur nos palais faites hisser les drapeaux!
C'est
seulement en arrivant au refrain que je m'arrêtai, frappé par un doute:
«Gloire à la Russie»? Mais où est-il donc ce pays blond du blond des
épis, blanc du blanc des neiges? Ce pays à l'âme féconde? Et que vient
faire ici cet esclave qui gémit de douleur? Et qui est ce tyran dont on
célèbre la chute?
Confus, je me mis à déclamer le refrain:
Salut, salut à vous, Peuple et soldats de la Russie! Salut, salut à vous Car vous sauvez votre Patrie! Salut, gloire et honneur À la Douma qui, souveraine, Va, demain, pour votre bonheur À tout jamais briser vos chaînes.
Soudain, des gros titres qui surplombaient les vers me sautèrent aux yeux: ABDICATION
DE NICOLAS II. LA RÉVOLUTION: LE 89 RUSSE. LA RUSSIE DÉCOUVRE LA
LIBERTÉ. KERENSKI – LE DANTON RUSSE. LA PRISE DE LA PRISON PIERRE-ET
-PAUL, CETTE BASTILLE RUSSE. LA FIN DU RÉGIME AUTOCRATIQUE…
La
plupart de ces mots ne me disaient rien. Mais je comprenais
l'essentiel: Nicolas n'était plus tsar, et la nouvelle de sa chute
provoquait une explosion de joie délirante chez ceux qui, hier soir
seulement, l'acclamaient en lui souhaitant un règne long et prospère. En
effet, je me rappelais très bien la voix d'Heredia dont l'écho
résonnait encore sur notre balcon:
Oui, ton Père a lié d'un lien fraternel La France et la Russie en la même espérance, Tsar, écoute aujourd'hui la Russie et la France Bénir, avec le tien, le saint nom paternel!
Un
tel retournement me paraissait inconcevable. Je ne pouvais croire à une
trahison aussi basse. Surtout de la part d'un président de la
République! La porte d'entrée claqua. Je ramassai à la hâte tous les
papiers, je refermai la valise et la poussai sous le lit.»