Pagina's

Amélie Nothomb




de schrijver

    Amélie Nothomb werd in 1967 geboren in Japan, waar haar vader werkte als ambassadeur van België. Ze bracht haar jeugd door in verschillende Aziatische landen en in de Verenigde Staten. Op 17-jarige leeftijd vertrok ze naar haar vaderland België om Frans te studeren, maar ze voelde zich er niet thuis. Na haar afstuderen ging Nothomb terug naar Japan om te werken bij een groot bedrijf in Tokio. Haar ervaringen in dat jaar verwerkte zij in de roman Stupeur et tremblements, die zij pas in 1999 zou publiceren. Kort na haar terugkeer in België publiceerde ze Hygiène de l’assassin (1992). Die roman werd zo’n groot succes, dat Nothomb van het schrijven haar beroep kon maken. Amélie Nothomb schrijft naar eigen zeggen meerdan drie boeken per jaar, waarvan ze er één laat uitgeven. Haar boeken zijn stuk voor stuk bestsellers en haar werk is meermalen bekroond, verfilmd en zelfs tot opera bewerkt. Nothomb heeft een voorkeur voor bizarre karakters en situaties. Tegelijkertijd zijn veel verhaalelementen op haar eigen leven gebaseerd. In Biographie de la faim (2004) schrift ze bijvoorbeeld over haar ervaringen met anorexia en Ni d’Eve ni d’Adam (2007) gaat over haar relatie met een Japanse man.


het boek: Stupeur et Tremblements

                  
synopsis
De Belgische Amélie is in Japan geboren en heeft een grote interesse voor de taal en cultuur van dat land. Via haar vader krijgt ze een contract als vertaalster bij een groot Japans bedrijf. Vol goede moed gaat ze aan de slag, maar haar goede wil loopt al gauw stuk op de strenge hiërarchie en de omgangsvormen. Ze leert vooral dat ze erg nederig moet zijn en geen enkel eigen initiatief moet nemen. Het feit dat ze de Japanse taal beheerst, wordt absoluut niet gewaardeerd en ze krijgt alleen onbenullige klusjes te doen. Vanwege het enorme cultuurverschil raakt ze steeds opnieuw in conflict met haar superieuren. Ze daalt daardoor steeds dieper af in de rang van werknemers en eindigt als toiletjuffrouw. Opmerkelijk genoeg gooit Amélie het bijltje er niet bij neer: ze accepteert de vernederingen gelaten en profiteert van haar steeds wisselende positie om de fascinerende wereld van het Japanse bedrijfsleven te bestuderen. Haar scherpzinnige observaties over bijvoorbeeld de Japanse erecodes en de positie van vrouwen in de Japanse samenleving worden afgewisseld met hilarische beschrijvingen van Amélie’s blunders. Naast de Westerse verbazing over de Aziatische omgangsvormen, toont de auteur ook de reactie van de Japanners op Amélie’s sociale onhandigheid: ze vinden haar zo onaangepast, dat ze besluiten dat ze waarschijnlijk verstandelijk gehandicapt is. Groot is de triomf van Amélie als ze na terugkeer in België kan melden dat ze een succesvol schrijfster is geworden.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

critique

Stupeur et tremblements

Par Jean-Pierre Tison (Lire),

Retrouver à l'âge adulte le pays de sa naissance et de son heureuse première enfance, quelle joie! Joie de courte durée pour une Belge revenue au Japon.

Retrouver à l'âge adulte le pays de sa naissance et de son heureuse première enfance, quelle joie! Joie de courte durée pour une Belge revenue au Japon. Travaillant en 1990 dans une firme d'import-export de Tokyo, elle y vérifie ce qu'elle savait:  «Au Japon, l'existence, c'est l'entreprise.» 

Le roman d'Amélie Nothomb nous montre comment l'entreprise dévore ses employés. Qui s'entre-dévorent. En respectant la voie hiérarchique. Amélie éprouve rapidement la férocité de ses chefs et en particulier de sa supérieure directe, une «executive woman», par ailleurs si belle qu'il y a quelque volupté à se laisser exécuter par elle. 

La jeune Européenne, peu au fait de l'hypersusceptibilité nippone, commet gaffe sur gaffe. Après avoir échoué à la comptabilité, où elle devait vérifier les notes de frais des voyages d'affaires, on l'oblige à se pencher sur les traces d'une autre sorte de transit en l'affectant... aux toilettes. Dame Pipi pendant sept mois, la brillante diplômée songe à se défenestrer et s'étonne que le suicide - qui atteint pourtant dans ce pays un taux record - ne soit pas plus fréquent, surtout parmi les Japonaises. Dès l'enfance elles doivent «s'effacer» et renoncer à tout ce qui donne sens et saveur à l'existence. Le mépris des femmes, la phobie de l'individualisme, l'exercice sadique du pouvoir ne sévissent pas qu'au Japon, mais Amélie Nothomb montre quelle folle dimension ils prennent dans une société obsédée par les «codes d'honneur». Et qui ne doute jamais. «Un Japonais qui s'excuse pour de vrai, cela arrive environ une fois par siècle.» 

Le titre de ce roman vient de l'ancien protocole impérial stipulant qu'on s'adressera à l'Empereur avec «stupeur et tremblements». La romancière a, comme chacun sait, de la patte et elle «croque» les ogres nippons avec un allant d'ogresse. Juste retour des choses. 

https://www.lexpress.fr/culture/livre/stupeur-et-tremblements_801477.html

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------
 Stupeur et Tremblements

`Ik wilde Japanse worden'

Een tragikomische nachtmerrie, zo wordt de laatste roman `Stupeurs et tremblements' van Amélie Nothomb genoemd over het kantoorleven van een Europese in Japan. Een interview met de winnares van de Grand Prix du Roman de l'Académie française.

Amélie Nothomb is een onorthodoxe dame. Onlangs droeg ze, in het televisieprogramma van Bernard Pivot, een torenhoge, zwarte tovernaarshoed, waarmee ze de andere gasten danig van hun apropos bracht. In het Parijse pand van haar uitgeverij, Albin Michel, ontvangt ze mij in een lang, zwart gewaad. Ze is broodmager en onopgemaakt. Haar zwarte haren zwieren om haar wespentaille. Op goed geluk stuift ze een verlaten kamer binnen – het is lunchtijd –, grijpt twee bureaustoelen en installeert zich. De werknemers die, even later, hun werkplek weer willen innemen, keurt ze geen blik waardig, waarop ze wat bedremmeld weer verdwijnen.

Nothomb (32) is de ster van de uitgeverij. Ze heeft de Belgische nationaliteit, maar bracht het grootste deel van haar leven door als ambassadeursdochter in Zuidoost-Azië. Voor haar achtste roman, Stupeurs et tremblements kreeg ze onlangs (ex aequo) de Grand Prix du Roman de l'Académie française. Het is een in de ik-persoon geschreven, hilarisch verhaal, vol dialogen, waarin de uit Europa afkomstige Amélie-san (juffrouw Amélie) verslag doet van haar werkervaringen bij de Japanse multinational Yumimoto. Op 8 januari 1990 treedt Amélie-san aan als tolk en vertaalster. Een jaar later, op 7 januari 1991, verlaat zij de firma – als toiletjuffrouw. Het relaas van haar vernederende degradatie leest als een tragikomische nachtmerrie. De eerste en enige brief die zij in het Japans moet opstellen verdwijnt ongelezen en zonder commentaar in de prullenbak. Bij het rondbrengen van de koffie krijgt ze opdracht net te doen alsof ze geen Japans verstaat. Al gauw weet men niet meer wat te verzinnen om haar bezig te houden. Stapels documenten, die zij zorgvuldig heeft gekopieerd, worden voor haar ogen vernietigd. Uit zichzelf begint ze de interne post rond te brengen en kalenders van de juiste datum te voorzien – ongevraagde initiatieven die haar op reprimandes komen te staan. Haar directe baas, de beeldschone Mori Fubuki, blijft ondoorgrondelijk en in plaats van haar ondergeschikte in te wijden in de geheimen van de Japanse arbeidsmoraal, hult zij zich in een minachtend stilzwijgen. Amélie-san lijkt terechtgekomen in de groteske, karikaturale wereld van Ubu Roi of van Godot – een lege, humorloze wereld van absurdistische hiërarchie.

``Mijn boek is helemaal autobiografisch'', zegt Nothomb, ``ik beschrijf de bureaucratische absurditeit die ik in Japan aan den lijve heb ondervonden. Hier bestaat die net zo goed. Wij werken wat minder, maken minder lange dagen, maar ik denk dat het boek zo'n succes heeft omdat mensen zich erin herkennen. Hoeveel mensen worden er niet door hun werkgevers verpletterd? In Japan wordt het nemen van initiatief beschouwd als een misdaad. Er wordt maar hoogst zelden iemand ontslagen, omdat dat gelijk staat met een doodsvonnis. Daar deinzen zelfs Japanners voor terug. Het bedrijf waar een Japanner werkt is belangrijker voor hem dan zijn familie. Werk is zijn identiteit. Werk is alles.''

Nothomb is in Japan geboren en woonde er tot haar vijfde jaar. ``Het Japan van mijn kinderjaren heeft mij betoverd'', vertelt zij, ``Ik woonde in een schitterend bergdorp in het zuiden, in een puur, idyllisch prentenlandschap. Ik behoor tot de mensen die verknocht zijn aan hun vroegste kindertijd. Kinderen onder de drie jaar worden in Japan als godheden behandeld. Ik had twee Japanse gouvernantes die voor mij vlogen. Ik weet nog hoe heerlijk ik dat vond. Toen ik op vijfjarige leeftijd naar China verhuisde, was dat een verschrikkelijke schok. Ik heb mijn hele jeugd en puberteit naar Japan terugverlangd. Pas op mijn éénentwintigste, na mijn studie in Brussel, ben ik teruggegaan, voor een cursus zakelijk Japans aan de universiteit van Tokio. Het jaar daarna was het jaar dat ik beschrijf in Stupeurs et tremblements. Je moet je voorstellen dat ik er wilde blijven, dat ik Japanse wilde worden. Ik was verloofd met een Japanner en van plan carrière te maken als tolk. Nooit had ik kunnen denken dat men mij zou verbieden Japans te spreken, dat men mij zou degraderen tot dame pipi. Natuurlijk hoopten ze dat ik ontslag zou nemen, maar dat is in Japan hetzelfde als je eer verliezen. Dat gunde ik hen niet.''

In haar afrekening met Japan spreekt Nothomb cynisch haar bewondering uit voor alle Japanse vrouwen die geen zelfmoord plegen. ``Meisjes worden zo opgevoed dat ze nergens van kunnen dromen. Ze leren dat ze maar één ambitie mogen hebben: hun familie niet te schande te maken. Dan hebben ze recht op een plaats in het familiegraf – voorwaar, een geweldig doel in je leven. Het gedrag van een vrouw moet onbesproken zijn, haar gezicht uitdrukkingsloos, haar lichaam mager, haar stem zacht. Vrouwen worden ervan doordrongen dat ze niets voorstellen, dat ze geen enkele hoop hoeven te koesteren op liefde, op levensvervulling. Mannen staat men een minimum aan idealisme toe. Vaak wordt er gedacht dat Japan verandert, omdat studenten tussen hun achttiende en vijfentwintigste jaar ongelofelijk losgeslagen en revolutionair zijn. Maar het zijn de enige vrije jaren die een Japanner in zijn leven kent! Dus springt hij uit de band. Hij kleedt zich excentriek, gedraagt zich gewelddadig. Zodra hij, na zijn studie, een baan vindt – en dat is heel gemakkelijk – past hij zich weer aan. Terug in de groep. Terug naar het driedelige kostuum. Voor iedere vrouw een Vuitton-tas. In het Japans is het woord voor alleen hetzelfde als dat voor wanhopig, wist u dat?''

Veel van Nothombs boeken variëren op het thema van La belle et la bête, de onmogelijke verzoening tussen lelijkheid en schoonheid. Al in haar debuutroman, Hygiène de l'assassin, probeert een oude, vette, monsterachtig lelijke Blauwbaard een jonge, beeldschone onschuld de duimschroeven aan te draaien. ``In mijn boeken onderhouden schoonheid en lelijkheid vaak een sadistische relatie met elkaar, maar dat geldt eigenlijk voor al mijn personages. Zet een paar mensen in een kleine ruimte en je ziet dat ze binnen de kortste keren een perverse, gewelddadige, sadistische of sadomasochistische relatie met elkaar hebben. Alleen zo kun je menselijke verhoudingen begrijpen. Misschien is het mogelijk met één persoon een relatie op te bouwen die daaraan ontsnapt, maar daar heb je heel veel talent voor nodig, heel veel tolerantie, innerlijke beschaving en liefde.''

Voor Amélie Nothomb is de kindertijd de enige periode waarin een mens volledig, hartstochtelijk en vol overgave leeft. ``Schrijven is voor mij de voortzetting van mijn kindertijd met andere middelen. Vier uur per dag leef ik mij uit: ik lach, ik speel, ik ontdek, ik voel me vrij als een kind. Schrijven is een fantastisch vak. Het is voor mij een noodzaak, een meer dan heilzame vorm van afreageren.''

Met uitzondering van haar debuutroman, bestaan haar boeken voor het grootste deel uit dialogen, waardoor je soms de indruk hebt een toneelstuk te lezen. ``In mijn hoofd zitten twee personen die elkaar niet kunnen uitstaan en elkaar voortdurend aanvallen'', zegt Nothomb, ``het is een soort paranoia, waarbij de een de ander wantrouwt en tegenspreekt. Het is heel ontregelend, vooral als je zoals ik aan slapeloosheid lijdt. Paranoia veroorzaakt een heftige, maar erg creatieve angst. Het is een formidabele motor voor je verbeelding.''

In Hygiène de l'assassin, haar `literaire manifest', beschrijft Nothomb een idyllische jeugdliefde in een arcadisch landschap. Een jongen en een meisje besluiten op te houden met eten, uit weerzin tegen de volwassenheid. ``Het is precies wat ik beleefd heb met mijn zus Juliette'', vertelt Nothomb, ``we hielden van elkaar, wilden voorkomen dat we ooit van elkaar gescheiden zouden worden. Om kind te blijven, aten we niet meer. Juliette was zestien, ik dertien. Ik ben van mijn anorexia genezen, mijn zus lijdt er nog steeds aan. Voor haar ziekte, was Juliette de schrijfster van ons tweeën. Maar sinds haar zestiende heeft zij nooit meer een letter geschreven. Op dat moment heb ik het van haar overgenomen. Mijn zus en ik vormen de twee helften van één persoon. Zij leest wat ik schrijf. Ik eet wat zij kookt. Ze is een geweldig creatief kok geworden. Verbazingwekkend, vindt u ook niet?''

Amélie Nothomb: Stupeurs et tremblements. Albin Michel, 175 blz. ƒ40,05. (Nog niet vertaald). De boeken van Amélie Nothomb verschijnen in het Nederlands bij uitgeverij Manteau.

ttps://www.nrc.nl/nieuws/1999/12/17/ik-wilde-japanse-worden-7474978-a372311
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Review

STUPEUR ET TREMBLEMENTS

In 3 bioscopen is vanaf deze week de tragikomedie 'Stupeur et Tremblements' ('Angst en bibbers') te zien, geregisseerd door de Franse Alain Corneau, met een hoofdrol voor de spichtige Waalse Sylvie Testud.

De film werd gebaseerd op de autobiografische roman van de Belgische schrijfster Amelie Nothomb. Nothomb werd geboren in Japan, maar verhuisde op 5-jarige leeftijd terug naar België. Haar hart liet ze naar eigen zeggen in Japan achter. Wanneer ze als volwassene de kans krijgt als tolk te gaan werken voor een groot bedrijf in Tokyo, grijpt ze die aan. Dan blijkt dat een perfecte beheersing van de taal nog geen vanzelfsprekende integratie in de vreemde Japanse cultuur betekent.

 https://www.trouw.nl/nieuws/stupeur-et-tremblements~b610185b/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 Stupeur et Tremblements

De ambitieuze Amélie loopt vast in een Japans bedrijf

Van God tot toiletjuffrouw, of Amélie's professionele duikvlucht in het land van de rijzende zon. Dat is, kort gezegd, de inhoud van 'Met angst en beven', een modern anti-sprookje van de Waalse Amélie Nothomb. In Frankrijk was het boekje een doorslaand succes. Hoofdpersoon is de jonge westerlinge Amélie, gezegend met een indrukwekkend relativeringsvermogen. Als kind wilde ze God worden: aan het begin van de roman heeft ze haar ambities iets teruggeschroefd en treedt ze in dienst bij de Japanse firma Yumimoto, waar ze binnen de kortste keren vastloopt in een onwrikbare hiërarchie en dito werkpatronen. Iedere neiging tot eerzucht wordt meteen afgestraft door haar vele superieuren, onder wie de 'allerbekoorlijkste' maar ook sadistische juffrouw Mori. Amélie laat het allemaal met een mengeling van verbazing, nervositeit en geamuseerdheid gebeuren. Stapels kopietjes maakt ze, duizenden cijfers rekent ze vruchteloos door, tot ze eindigt op de wc's van de vierenveertigste verdieping. Heldhaftig weigert ze ontslag te nemen voordat haar jaarcontract is afgelopen.

Het nu al omvangrijke oeuvre van de Nothomb is rijk aan tegenstellingen: mooi-lelijk, vrouw-man, sterk-zwak, mythe-realiteit. Daarbij neemt ze geen halve maatregelen: mooie vrouwen zijn onweerstaanbare Helena's, lelijke mannen zijn afzichtelijke Quasimodo's, enz. In dat opzicht doet ze geregeld denken aan auteurs als Antonin Artaud. Maar Nothomb is zeker geen na-aapster. Ze heeft een heel persoonlijke pen, krachtig en zwartgallig, maar ook ironisch, neigend naar het karikaturale en, soms, ontroerend. Niet altijd slaagt ze erin daartussen een evenwicht te vinden. In 'Met angst en beven' lukt dat haar wel. Het boek is misschien niet zo hilarisch als de Franse commentatoren beweren, maar vermakelijk is het in ieder geval, en loepzuiver van stijl. En voor het Japanse bedrijfsleven valt te hopen dat er het een en ander in wordt overdreven.

https://www.trouw.nl/nieuws/de-ambitieuze-amelie-loopt-vast-in-een-japans-bedrijf~bb19bd99/ 

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

  Riket met de Kuif

Interview

‘Niemand doet nog zijn best’

Amélie Nothomb Ze schreef een sprookje, verwant aan La belle et la bête, maar dan ‘eerlijker’. Een gesprek over vogels, schoonheid, domheid, het nut van kunst. „Wat me heeft geholpen in mijn leven is datgene waarvan men zegt dat het nergens goed voor is.”

Donkere, intelligente ogen, een felle blik, geciseleerde antwoorden waarin je de komma hoort. Om haar heen, in haar kamer bij uitgeverij Albin Michel in Parijs, liggen de boeken metershoog opgestapeld. Haar bureau ligt vol lezersbrieven, allemaal met de hand geschreven. Aan een computer doet ze niet. „Ik ben een fossiel,” zegt Amélie Nothomb, „ik deel mijn leven met iemand die er een heeft, maar ik wil er niets mee te maken hebben. Wat ik hoor van mensen die dingen op Facebook zetten! De verontwaardiging als iemand hun status niet heeft geliked, idioot, het lijken wel kinderen!”

De kinderen uit het universum van sterauteur Amélie Nothomb houden van sprookjes. Onlangs verscheen Riket met de kuif, de vertaling van haar interpretatie van het sprookje van de 17de-eeuwse schrijver Charles Perrault: een oerlelijke prins wordt verliefd op een beeldschone, maar ogenschijnlijk domme prinses. Het is een verhaal met veel lagen en een happy end, waar Nothomb haar eigen, hedendaagse draai aan geeft.

Het is niet de eerste keer dat u een sprookje herschrijft, waarin schuilt voor u de aantrekkingskracht?

„Sprookjes zijn onderdeel van onze cultuur, ook als je er niet mee bent opgegroeid ken je ze. Ze brengen je terug naar je kindertijd. Zelfs als je een vreselijke jeugd hebt gehad voel je er iets moois, iets mythisch bij. Ze vertellen ook altijd een vreselijk verhaal, heel actueel. Sprookjes leren ons dat het leven afschuwelijk is, dat we misdadigers en monsters zullen tegenkomen. Maar het wordt ons verteld met een glimlach. Monsters zullen onze paden kruisen, maar dat zal geweldig zijn. Als het meezit redden we het. Ik ken geen andere literaire voorbeelden uit de wereldliteratuur waarin zulke verschrikkelijke, onherstelbare dingen gebeuren. Sprookjes liegen ons niet voor, daarom zijn ze onsterfelijk.”

Wat maakt ‘Riket met de kuif’ voor u zo bijzonder?

„Het is niet zo bekend en is de geciviliseerde versie van La belle et la bête, dat een amusant maar onbevredigend einde heeft: la belle wordt verliefd op la bête, geeft hem een kus, waarna hij verandert in een charmante prins. Dat vind ik oneerlijk, want in het echte leven gebeurt dat niet. Het is ook niet eerlijk ten opzichte van de mooie jonge vrouw: misschien wilde ze juist wél een monster, vond ze dat interessant, wat moet ze dan met zo’n prins?

„In Riket met de kuif is de situatie eerlijker: de prinses wilde een lelijkerd en die blijft dat ook. Perrault beschrijft op de laatste bladzijden hoe de mismaaktheid van Riket met de kuif in de ogen van de verliefde prinses juist zijn charme uitmaakt. Dat is waar, er is iets dat het wonder van de liefde heet, en dat je in staat stelt de gebreken van de ander juist geweldig te vinden.”

De intelligentie van vandaag is een intelligentie die los staat van de ander

Schoonheid bestaat alleen in de ogen van de kijker, luidt vaak de moraal van ’Riket met de kuif’. Kun je uit de sprookjes van Perrault een algemene moraal destilleren?

„Wat Perrault ons laat zien, is dat je je met ‘esprit’, die onvertaalbare Franse deugd bij uitstek – uit het verleden, moet ik daarbij zeggen – uit alle situaties kunt redden. Wat je ook tegenkomt, wat het obstakel ook is, als je blijk geeft van ‘esprit’, dan kom je eruit.”

Uw boek is ook een radiografie van onze tijd. U stelt het begrip intelligentie tegenover gevoel voor de medemens.

„De intelligentie van vandaag is een intelligentie die los staat van de ander, het is een intelligentie die je in quotiënten kunt vangen. Ik hecht waarde aan ‘le sens de l’autre’, een vorm van intelligentie die zich uit in een groot gevoel voor taal, een eigenschap die je in staat stelt de ander te beschouwen als iemand die een unieke taal spreekt. Maar dat waardeert men tegenwoordig niet erg.”

Het is een van de sleutelbegrippen in uw boek. Is empathie wat we het meest missen tegenwoordig?

„We leven in dubbelzinnige tijden. Enerzijds is er een discours van misprijzende eenduidigheid: er is één stem, één taal, en wie niet precies die taal spreekt wordt vernederd en uitgesloten. Onder jongeren hoort iedereen die maar een beetje anders is er niet bij. Anderzijds hebben we nog nooit zo gepleit voor verschil en diversiteit als nu. Dat is absurd. Men zegt tegen je dat het geweldig is om anders te zijn, maar als je maar iets zegt dat afwijkt van de norm krijg je de wind van voren. De incoherentie van die parallelle systemen schept enorm onbegrip en dito geweld.”

In uw sprookje wordt de mismaakte belachelijk gemaakt door zijn leeftijdgenoten. Zijn moeder heeft niet door wat hij op school meemaakt, ze troost hem niet, waardoor hij gedwongen wordt zelf een modus vivendi te vinden. Is dat een vorm van een antwoord?

„Zo is het: als je ontkent dat iets moeilijk is, doe je iemand onrecht. Ik krijg veel brieven van mensen die schrijver willen worden en vragen hoe ze dat moeten aanpakken. Het vergt jaren van lezen, schrijven, hard werken, antwoord ik dan, en zelfs dan kan het mislukken. Vaak krijg ik als reactie dat ze al wel twee teksten hebben geschreven! We leven in een tijd waarin moeite doen, je best doen, niet meer hoog in het vaandel staat. Volwassenen maken jongeren wijs dat niets moeilijk is, niets een inspanning vergt, dat ze alles kunnen. Tegenwoordig noemt men dat elitisme, terwijl er juist niets elitairs aan is! Iedereen moet enorm zijn best doen, juist daarin zijn we allemaal gelijk!”

Uw ongelukkige prins en prinses zoeken naar mogelijkheden om te ontsnappen aan hun lot. De eerste vindt dat in de wereld van de vogels, waar komt die passie vandaan?

„Ik heb die hartstocht opgelopen toen ik elf was. Ik was teleurgesteld in een vriendschap – op die leeftijd heeft die veel weg van een huwelijk –, ik walgde van de wereld. In plaats van weg te zakken en naar beneden te kijken, keek ik omhoog. Ik zag er levende wezens, dat was een openbaring, het heeft mijn leven gered. Als tiener heb ik met hart en ziel vogels geobserveerd. Het is een diersoort die voor de hemel heeft gekozen, die koos voor echte vrijheid, die risico durfde te nemen. Risico – nog zo’n woord dat vandaag niet meer bestaat: niemand wil het minste risico lopen. Zelfs verliefd worden is al gevaarlijk, je zou wel eens kunnen lijden!”

Uw hoofdpersoon wordt ornitholoog, iemand die vogels observeert en ‘andere manieren van leven wil laten zien’.

„Tegenwoordig moet alles ergens toe dienen. Dat is een van de redenen waarom we steeds dommer worden. Wat me echt heeft geholpen in mijn leven is precies datgene waarvan men zegt dat het nergens goed voor is. Ik ben schrijver geworden dankzij negen uur Grieks en zes uur Latijn per week. Ik heb de syntaxis en de grammatica perfect geleerd. Dat wordt nu nog nauwelijks onderwezen, men vindt het te moeilijk. Dat zie ik goed terug in al die brieven. De oude Grieken waren in staat briljante ideeën uit te drukken in heldere taal. Tacitus bijvoorbeeld vindt men tegenwoordig vervelend en bars. Dat vind ik helemaal niet, hij schreef kernachtige zinnen, je krijgt er koude rillingen van. Geen tirannie die zulke zinnen overleeft!”

Uw boek draait ook om kunst en schoonheid. ‘Alleen een beperkte geest als die van de mens kan een theorie bedenken als die van l’art pour l’art, schrijft.

„In de natuur bestaat dat begrip niet. Kunst en nut – je moet een mens zijn om die binaire noties naast elkaar te zetten. L’art pour l’art is net zo onzinnig als het idee dat kunst nuttig moet zijn. Niemand weet waar schoonheid toe dient, maar het is le souverain bien, het hoogste goed. Schoonheid maakt gelukkig. Als je die waarneemt, vraag je je niet af waar ze toe dient. De oude Grieken waren radicaler, maakten geen onderscheid tussen schoonheid en goedheid, het schone was per definitie goed.”

Met de huidige criteria van schoonheid heeft dat niets te maken, benadrukt Nothomb: het mooi zijn van nu is de schoonheid van de mannequin, wie een knap uiterlijk heeft kan er zijn brood mee verdienen. „In wezen wordt vandaag de dag schoonheid gehaat, kijk naar het lot van echt mooie vrouwen, een flink aantal heeft zelfmoord gepleegd.”

De personages van Nothomb leven in een harde wereld, vol onrecht, domheid, verraad en jaloezie, een wereld waarin vriendschap teleurstelt. Nothomb: „Ja, dat is de wereld die ik om me heen zie. Vooral ook zie ik een tijd waarin geen rekening gehouden wordt met wat het interessantst is: de tijd. Er zijn dagen, weken, zelfs jaren waarin de ander misschien niet zo interessant is. Maar met het verstrijken van de tijd wordt hij dat wel. Ik houd het meest van mensen die mij, als ik ze na een tijdje terugzie, niet hun nieuwe vrouw voorstellen, hun nieuwe huis laten zien of vertellen over hun nieuwe beroep. De interessantste mensen zijn degenen die blijk geven van volharding en vastberadenheid. Dat is het mysterie van de tijd. ‘Le temps, ce grand sculpteur’, zei Marguerite Yourcenar, ‘de tijd, die grote beeldhouwer’. En dat is waar, laten we de tijd de kans geven ons te vormen.”

 https://www.nrc.nl/nieuws/2017/07/28/niemand-doet-nog-zijn-best-12271290-a1568122

------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 De hongerheldin

Steeds meer is altijd beter

Eén ding moet je Amélie Nothomb nageven: ze doet niets half. Liefhebben, lezen, eten (of niet eten) en zelfs water drinken gebeurt bij haar met ongekende overgave. Dat is in ieder geval het beeld dat Nothomb graag van zichzelf geeft. In haar nieuwste boek, De hongerheldin, schetst de Belgische schrijfster een zelfportret waaruit ze naar voren komt als mateloos – op het perverse af.

Zo dronk ze als kind graag drie liter water achter elkaar, of at ze ananassen tot haar mond ervan bloedde. Ze zet thee die zo sterk is dat het anderen doet kokhalzen. Nothomb suggereert dat haar grenzeloosheid niet alleen voedsel geldt, maar het hele leven: `Onder honger versta ik dat immense gemis van je hele wezen, dat nijpende gebrek, dat verlangen dat niet zozeer uitgaat naar een utopische bevrediging maar hooguit naar de werkelijkheid: ik zou dolgraag willen dat er iets was in plaats van niets'.

Maar hoeveel theorieën Nothomb ook ontvouwt over de aard van haar geestelijke en lichamelijke honger, zelden wordt het meer dan oppervlakkig gekoketteer. Nothomb demonstreert, net als wanneer ze op de Franse televisie verschijnt in merkwaardige heksen-outfits, vooral dat ze anders is. Tegenwoordig schuilt Nothombs uitzonderlijkheid vooral in haar schrijverschap. Ook dat doet ze namelijk niet half. Ze publiceert ieder jaar een roman, en heeft er naar eigen zeggen nog tientallen in de la liggen. Als je Nothomb moet geloven doet kwantiteit niet af aan kwaliteit. Zelfs niet in de kunst: `in een bepaald waardesysteem leidt meer tot beter: grote minnaars weten dat, gedreven kunstenaars eveneens. Het opperste raffinement gaat hand in hand met overvloed'.

Toch gaat dat voor haar eigen werk niet op. Het grootste deel van haar boeken wordt gekarakteriseerd door een mix van literaire clichés, vette symboliek en psychologie van de koude grond. Ze gaan altijd over transgressie, over moord bijvoorbeeld, maar ze worden zelf nergens grenzeloos. Daarmee doen die boeken denken aan Nothomb zelf, die als peuter wel ontsnapte uit haar schooltje, maar daarna slechts één ding wist te verzinnen: gauw naar huis gaan.

In De hongerheldin keert Nothomb gelukkig terug naar het genre dat haar het minst slecht afgaat: de autobiografie. Eerder schreef ze al over de jaren dat ze in Japan werkte voor een groot bedrijf, nu gaat het vooral over haar kinderjaren. Als dochter van een diplomaat moest ze iedere paar jaar verhuizen, en vrij terloops geeft ze steeds een karakteristiek van het land waar ze nu weer verzeild is. Bangladesh is een hel van armoede, New York een feest van Bourbon en Broadway, maar geen enkele plek kan tippen aan het land van haar vroegste jeugd: Japan. Sinds ze daar als vierjarige weg moest, heeft Nothomb het gevoel gehouden dat ze uit het paradijs is getild. Ze voelt zich als de meisjes-godin in de tempel die ze eens bezoekt met haar ouders. Eens in de twaalf jaar wordt daar een baby uitverkozen en in de tempel opgesloten. Men plant haar op een kussen, aanbidt haar en mest haar vet, maar leert haar niet lopen. Als het meisje eenmaal twaalf is, wordt ze zonder pardon in het bos neergezet en aan haar lot overgelaten.

Omdat Amélie het einde van de kindertijd ziet als zo'n plotselinge verbanning, besluit ze op haar twaalfde om de tijd stil te zetten en niet meer te eten. Het zijn mooie hoofdstukken, waarin Nothomb beschijft hoe zij haar groeiende meisjeslichaam `straft' en zodanig uithongert dat er van vrouwelijkheid niets meer te bespeuren is. Na een paar jaar is ze op sterven na dood en begint haar lichaam weer te eten, buiten haar wil om. Ze is weer net als iedereen, en dat was nu juist wat ze wilde vermijden.

Haar redding is de literatuur. Amélie Nothomb gaat schrijven, en inmiddels is duidelijk geworden dat ze dat doet met dezelfde mateloosheid als waarmee ze voorheen at, dronk of vastte.

Amélie Nothomb: De hongerheldin. Manteau/ De Bezige Bij, 206 blz. €16,95

https://www.nrc.nl/nieuws/2005/05/13/steeds-meer-is-altijd-beter-10505145-a310561

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Ook in de literaire wereld komen stalkers voor

In het verleden zochten ook schrijvers als J.K. Rowling en Patricia Cornwell juridische hulp omdat zij gestalkt werden door lezers.Beeld Thinkstock

Hoewel je excessief gedrag misschien eerder verwacht van fans van popsterren en filmsterren - Carice van Houten en Agnetha van ABBA zijn bijvoorbeeld beroemde slachtoffers van stalkers - komen stalkers in de literaire wereld ook veel voor. 

Vorige week stapte de Belgische schrijfster Amélie Nothomb naar de rechter omdat zij al tien jaar gestalkt wordt door een fan die nu zelfs haar appartement was binnengedrongen en dreigde met geweld. In een rugzak had de vrouw touw en een mes bij zich, zo berichtte De Morgen.

In het verleden zochten ook schrijvers als J.K. Rowling en Patricia Cornwell juridische hulp omdat zij gestalkt werden door lezers. Beiden werden vooral online geterroriseerd, gebombardeerd met emails en tweets. De stalkers kregen een contactverbod.

Beroemdste literaire stalker 

De beroemdste literaire stalker vooralsnog is fictief: hysterische fan Annie Wilkis die in Stephen Kings ‘Misery’ haar meest geliefde auteur ontvoert en vastbindt in een afgelegen huis omdat ze het niet eens is met de plotlijn in zijn nieuwste boek.

Voor zulke vergaande acties hoeft Amélie Nothomb voorlopig niet te vrezen. Belgische media berichtten dat kort na de aanklacht een 45-jarige vrouw is opgepakt en opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.

https://www.trouw.nl/

------------------------------------------------------------------------------------------------------------

De verloofde van Sado

Het brutaaltje van de klas

In Frankrijk vliegen haar boeken over de toonbank, maar Amélie Nothomb, wier nieuwste roman net vertaald is, beschouwt zichzelf als Waalse, niet als Franse schrijfster. Maar wat is dat: Waalse literatuur? Wat hebben Simenon en Nothomb gemeen? En wat betekent belgitude?

Amélie Nothomb: De verloofde van Sado. Uit het Frans vertaald door Marijke Arijs. Uitgeverij Manteau/Standaard uitgeverij, Antwerpen. ISBN 9789022322710; 234 blz. euro 18,95

Schrijvers uit Wallonië vormen, binnen de Franstalige literatuur, een verhaal apart. In Frankrijk roeren schrijvers zich in nationale debatten, tekenen petities en bedrijven volop echte politiek – soms zelfs als minister. Literatuurpolitiek bedrijven zij ook: zij sluiten onderlinge allianties om elkaar vervolgens de oorlog te verklaren. Voor aartsnetwerkers als Philippe Sollers en Bernard-Henri Lévy lijkt een carrière in de letteren gelijk te staan met het besturen van een literaire eenmans-bananenrepubliek waarin zijzelf de rol van president vervullen. Niets van dat alles onder de Walen, met hun individualisme en sterk ontwikkeld gevoel voor zelfspot.

Er valt een hele rij van eenlingen te noemen: de diplomaat Prince de Ligne, als levensgenieter in het algemeen en vrouwenliefhebber in het bijzonder, maar ook de symbolist Maurice Maeterlinck (nog steeds de enige Beneluxbewoner die de Nobelprijs voor literatuur won), en de bijna-Nobelprijswinnaar Michel de Ghelderode, wiens overdadige, bizarre toneelstukken zich in een grotesk, tijdloos ’Breugelland’ afspelen. Verder is er, in een wat ander genre, de sinoloog en essayist Simon Leys, die in 1971 het toen opzienbarende ’De nieuwe kleren van Voorzitter Mao’ uitbracht, waarin hij als een van de eersten wees op de schaduwkanten van de roerganger. Of - weer heel anders - de onstuitbare Georges Simenon, en de eigentijdse dandy François Weyergans, een paar jaar geleden nog bejubeld en bekroond voor zijn autobiografische roman ’Trois jours chez ma mère’, waarin hij liet zien hoeveel inspanning het kost om het leven van een nietsnut te leiden – vooral wanneer er een vrouw in de buurt is.

Die typisch Belgische manier van in-het-leven-staan heeft eind jaren zeventig, begin jaren tachtig in bohème-achtige kringen zelfs geleid tot het ontstaan van het begrip ’belgitude’. Het is een wat baldadige variant van het concept négritude, dat in de jaren zestig werd gemunt door Léopold Sédar-Senghor, president van Senegal, vooraanstaand dichter en lid van de Académie Française. De term belgitude wordt overigens vooral in Brussel en Wallonië gebruikt: het heeft in het zoveel nationalistischer Vlaanderen nooit echt aangesproken.

Het begrip belgitude dekt een moeilijk precies te omschrijven, maar sympathieke, mild anarchistische lading. Het omvat in elk geval zelfspot en een gebrek aan chauvinisme, die mede voortkomen uit het ontbreken van een krachtige Belgische identiteit. Een Belg, zo is de redenering, ziet zich in de eerste plaats als een bewoner van zijn dorp en streek, en vervolgens vooral als een niet-Fransman, een niet-Duitser en een niet-Nederlander, al heeft hij tegelijkertijd van alle drie wat.

Ook een zekere hang naar surrealisme en plezier in het absurde behoren tot de ingrediënten van de belgitude, samen met een licht ironische trots op frieten, mosselen, Belgische streekbieren, de chansons van Jacques Brel en folkloristische tradities zoals de marionetten van Toone en de carnavalsoptocht van Binche.

Kritiek is er op de belgitude omdat achter die voorkeur voor onschuldig vermaak een al te willige aanvaarding van de status quo, en vooral een onuitgesproken verlangen tot legitimatie van de bestaande machtsverhoudingen schuil zou gaan. Immers, de inwoner van België valt tegenwoordig ook steeds meer te omschrijven als een niet-Vlaming dan wel een niet-Waal.

Hoe dit ook moge zijn, vandaag de dag zijn het vooral Jean-Philippe Toussaint en Amélie Nothomb die binnen de Franstalige literatuur de Belgische kleuren van het non-conformisme hooghouden. Hun werk wordt regelmatig vertaald. Van Toussaint verscheen begin vorig jaar bij ons nog de mooie roman ’Vluchten’, een satire over een wereld waarin je dankzij de mobiele telefoon op elk moment door iedereen kunt worden lastiggevallen.

Maar meer nog dan Toussaint is de diplomatendochter Amélie Nothomb de laatste jaren het boegbeeld van de Franstalige literatuur van België. Net als bij de meeste van haar bovengenoemde landgenoten kenmerken haar boeken zich door een ongezeglijk individualisme, op de rand van lichte excentriciteit. Zij is het brutaaltje uit de klas.

Nothomb, in de Franstalige wereld een fenomeen, is één van de succesvolste auteurs van haar taalgebied. Vooral jonge lezers hebben haar in het hart gesloten. Die zijn dol op haar snelle, bijdehante stijl, haar door zelfspot getemperde maar onmiskenbare narcisme, haar air van hoogbegaafd, verwend nest met een goed hart. Daar komt bij dat ze ook erg televisiegeniek is met haar dwarse reacties en meningen, haar fel gestifte lippen, en haar eeuwige zwarte jurken en half verzakte dophoedje die haar verrassend sterk doen lijken op Madame Chapeau - een beroemd personage uit het Brusselse volkstoneel.

De schrijfster was voor in de twintig toen ze in 1992 debuteerde met ’Hygiëne van de moordenaar’, en sindsdien verschijnt er jaarlijks steevast bij het begin van het nieuwe boekenseizoen, eind augustus/begin september, een nieuwe korte roman of lange novelle. De kritieken zijn in de loop der jaren wat zuiniger geworden, maar zelfs van haar minst geslaagde boeken worden er nooit minder dan 100.000 exemplaren verkocht. Drie van haar boeken werden tot opera bewerkt.

Het meest op dreef is Nothomb wanneer ze over haar geboorteland Japan schrijft. Al het afwijkende in de Japanse cultuur aanvaardt ze met een grote gelijkmoedigheid, en beschrijft ze met veel gevoel voor sprekende details en absurditeit, en met een sardonische humor. De roman ’Angst en beven’, die haar de Grote Romanprijs van de Académie Française opleverde en ook werd verfilmd, behoort tot de hoogtepunten uit haar werk. Ze beschrijft daarin, onaangedaan goedgemutst, hoe ze een baan vond in een Japans bedrijf en hoe ze dankzij haar misplaatste dadendrang in de loop van een jaar in de onverbiddelijke ondernemingshiërarchie geleidelijk afdaalde tot de positie van toiletjuffrouw.

Haar nieuwe roman, afgelopen najaar in het Frans verschenen, speelt zich opnieuw in Japan af, en vertelt over het jaar dat voorafging aan die onfortuinlijke bedrijfscarrière. Nothomb vertelt hoe ze terugkeerde naar haar geboorteland om er aan de universiteit Japans te studeren.

Nothomb is een vakvrouw, die aan twee - maar meestal één - zin genoeg heeft om de aandacht van de lezer te vangen. Ook ’De verloofde van Sado’ begint overrompelend: „Frans geven leek me de meest efficiënte manier om Japans te leren. Ik hing een advertentie op in de supermarkt: ’Bijles Frans, aantrekkelijke prijs’.”

Zo leert ze een verlegen, onhandige, aardige jonge Japanner kennen die op haar verliefd raakt. Tijdens een uitstapje naar het eiland Sado vraagt hij haar, na veel behoedzame toenaderingspogingen, ten huwelijk. De schrijfster houdt hem lang genoeg aan het lijntje om naar België te kunnen afreizen, en zo ontsnapt ze aan de huwelijkse staat. Jaren later ziet ze hem nog éénmaal terug. Veel meer dan dat heeft de intrige van het boek niet om het lijf.

Maar Nothomb lees je nauwelijks om de intrige, je leest haar om wijsneuzigheden als „Het voordeel van gesprekken met buitenlanders is dat je de min of meer ontstelde uitdrukking van de ander aan cultuurverschil kunt wijten”. Of snibbigheden als „Wat ze ook at, ze zag er altijd uit of ze kauwgum kauwde”. Of licht erudiete plaagstoten – een genre waar ze erg goed in is – naar iemand als Sartre: „ik wist dat (hij) werd verafgood door de Japanners, die hem waanzinnig exotisch vonden: walging voelen bij de aanblik van een door de zee gepolijste strandkei was zo’n on-Japanse houding dat deze schrijver de fascinatie uitoefende die het ongewone altijd opwekt.”

Dat is – afgezien van haar altijd elegante stijl - één van de grote kwaliteiten van Amélie Nothomb: er is in haar boeken altijd wel een twintigtal momenten waarop alles wat je geredelijk aannam in een verrassend perspectief wordt gezet. Bij haar verveel je je nooit.Ger Leppers

https://www.trouw.nl/nieuws/het-brutaaltje-van-de-klas~b1a0582d/

--------------------------------------------------------------------------------------------------

Blauwbaard (Barbe Bleue)

Blauwbaard als rijke Parijzenaar

Nothomb excelleert, maar vernieuwt zichzelf niet

De barbaarse Blauwbaard uit het door Charles Perrault opgetekende sprookje is een eersteklasschurk. Zonder enig pardon vermoordt hij zeven vrouwen die tegen zijn verbod in een geheime, afgesloten kamer in zijn landhuis betreden.

Amélie Nothomb, die al eerder aan bekende fictieve personages in haar romans refereerde (De Schoonheid en het Beest, Dr. Jeckyl en Mr. Hyde), stak het Blauwbaardsprookje in een moderne jas. Ze doet dat niet alleen door het verhaal naar het hedendaagse Parijs te verplaatsen, maar ook door Blauwbaard neer te zetten als gedistingeerde heer en de laatste vrouw uit zijn rij slachtoffers een opvallend scherpe tong te geven.

Deze Saturnine, 25 jaar, huurt een weelderige kamer bij don Elemirio, een Spaanse edelman die negentien jaar ouder is dan zij. De huur is laag, de kamer zelf is onwaarschijnlijk mooi, met hoge plafonds en badkamer met vloerverwarming. Haar huisbaas probeert haar vanaf de eerste dag met zijn kookkunsten en een koelkast vol champagne te verleiden.

Als Saturnine hoort dat ze niet in de donkere kamer mag komen, en dat de acht huursters die haar zijn voorgegaan allemaal verliefd op don Elemirio zijn geworden en vervolgens spoorloos zijn verdwenen, snapt ze ogenblikkelijk met een psychopaat van doen te hebben, en ook dat haar de dood wacht als ze de kamer zal betreden. In plaats van te vluchten of don Elemirio bij de politie aan te geven, denkt ze geen gevaar te lopen omdat ze niet zo dom zal zijn verliefd op hem te worden of om in zijn doorzichtige val te lopen.

Dat is al een onderhoudend verhaal, maar zijn kracht ontleent 'Blauwbaard' aan de dialogen tussen Saturnine en don Elemirio. Er wordt volop gediscussieerd, de toon is beschaafd en intellectueel, maar ondertussen woedt een strijd tussen twee gepassioneerde mensen die in alles lijnrecht tegenover elkaar staan.

Dit verbale steekspel waaruit het overgrote deel van de roman bestaat is spannend, snel en levendig. Saturnine vindt de verboden kamer een primitieve valstrik: geen vrouw zou het in haar hoofd halen daar naar binnen te gaan als het haar niet zo uitdrukkelijk werd verboden. Hij noemt het een test; zij noemt hem verwaand. "Wie denkt u wel dat u bent om mensen aan testen te onderwerpen?" En waarom deed hij de deur niet op slot nadat het eerste slachtoffer was gevallen? Zijn antwoord: "Ik ben van nature edelmoedig: het is niet omdat één vrouw in de fout gaat, dat ik alle vrouwen daartoe in staat acht."

Het geloof wordt erbij gesleept. Zij, atheïstisch, snapt niet dat hij als katholiek de vrouwen niet tegen zichzelf beschermt. Hij vindt dat liefde gebaseerd hoort te zijn op trouw en respect, en dat je de geheimen van je geliefde dient te respecteren. Zij verwijt hem juist geen enkel respect te tonen voor God door zijn vrouwen op de proef stellen zoals Hij dat deed in de Hof van Eden. Hij daarentegen vindt het normaal om je geliefden te testen: de regels zijn immers duidelijk, het gevaar is vermijdbaar. Zij vindt het logischer om je geliefden juist tegen gevaar te beschermen. Hij noemt dat schamper moederliefde, iets voor kinderen, terwijl God zich tot het volwassen mensdom richt. Zij op haar beurt vindt God kinderachtig: lichtgeraakt, wispelturig, wraakzuchtig, 'een schoft met een kruideniersmentaliteit'. Hij beschuldigt haar van godslastering.

En zo gaat het overigens prachtig door Daan Pieters vertaalde duel voort, tijdens het dagelijkse diner waarbij de champagne rijkelijk vloeit. De kwesties die Nothomb aanroert - integriteit, liefde, vertrouwen en geloof - zijn interessant. Haar bekende ironische stijl, gelardeerd met zwarte humor, werkt als vanouds. Ook het macabere thema, de gewetenloze personages, de groteske setting zijn vertrouwde ingrediënten uit het Nothomb-universum.

Dat is ook de kritiek die je op 'Blauwbaard' kunt hebben. Ondanks Nothombs onconventionele fantasie, uniek in het literaire landschap, groeit ze niet echt als schrijfster. Ze excelleert in wat ze doet, maar na twintig romans wordt het een herhaling van zetten.

Uiteindelijk mondt de woordenstrijd tussen Saturnine en don Elemirio uit in een compromis: samen gaan ze de verboden kamer binnen. En daar wacht de lezer nog een onverwachte ontknoping.

Amélie Nothomb: Blauwbaard (Barbe Bleue). Vertaald door Daan Pieters. De Bezige Bij, Antwerpen; 170 blz. euro 19,95
 
https://www.trouw.nl/nieuws/blauwbaard-als-rijke-parijzenaar~b2c4f280/
---------------------------------------------------------------------------------------------------------