Pagina's

Annie Ernaux






Als Annie Ernaux schrijft over haar kindertijd, doet ze dat op vrij traditionele wijze. In tegenstelling tot Marguerite Duras, die in haar roman l’Amant speelt met de afwezigheid van een naam, de chronologie, en verschillende vertel-perspectieven hanteert, schrijft Annie Ernaux weer autobiografisch en respecteert zij de chronologie. Ernaux licht de lezer in over haar bedoelingen en plaatst die tussen haakjes, alsof ze zich direct tot de lezer richt en zij analyseert achteraf haar keuzes. De haakjes zijn als het ware grafische excuses voor haar gedachten.Annie Ernaux schetst een treffend portret van haar jeugd op het platteland midden 20e eeuw en haar leven als volwassene begin 21e eeuw. Een beetje zoals Zola dat deed in de romancyclus Les Rougon-Macquart (20 romans) waarin hij een familie in de tijd van het Tweede Keizerrijk aan het eind van de 19e eeuw beschreef. Zola had zich laten inspireren door Honoré de Balzac met zijn La Comédie humaine (meer dan 90 romans). Annie Ernaux is natuurlijk geen Zola (Naturalisme), maar zij beschrijft heel precies de wereld die haar omringt en de maatschappij waarin zij opgroeide in Yvetot in Normandië (Les Armoires vides, Une Femme gelée, La Place, Une Femme, La Honte, Les Années….). De overeenkomst tussen haar werk en dat van Zola is dat het doordrenkt is van een sociologische benadering, een analytische blik op de maatschappij over een lange periode.


‘Ik schrijf alsof er geen toekomst is’

Een groot thema van deze Franse, taboedoorbrekende schrijfster is het vasthouden en terugvinden van de tijd. Over fases uit haar leven, liefdes en schaamte weet ze koel en precies te schrijven. ‘Het ‘‘ik” is onuitputtelijk’.

14 april 2017

Leestijd 5 minuten


Als ze het Atelier Néerlandais in Parijs binnenkomt heeft Annie Ernaux net geluncht met een vriendin. „Weet u wanneer de zanger Serge Reggiani is overleden? We dachten in de jaren zeventig. Bleek het in 2004 te zijn! Het leek zo ver weg. De mensen die ouder zijn dan ik hadden een veel preciezere perceptie van de tijd. De diepgang is verdwenen. Dat is onrustbarend. Niemand is meer echt in staat in het heden te zijn.”

Het is een opmerking die Annie Ernaux (1940) typeert; de tijd, het vasthouden en terugvinden van de voorbije tijd is een van haar grote thema’s. De eerste zin van haar vorige roman, Les années, luidt ‘La mémoire n’arrête jamais’, het geheugen stopt nooit. Haar omvangrijke oeuvre getuigt ervan, van haar allereerste boek Lege kasten (1984) tot het nu vertaalde Meisjesherinneringen.

Afstandelijk schrijft ze, koel, precies, observerend en toch hakt het erin. Haar minimalistische stijl is ontdaan van beeldspraak, wat overblijft is een indruk van pure eerlijkheid en authenticiteit. Meteen al na haar debuutroman, over abortus, gold ze als een taboedoorbrekend auteur. In Alleen maar hartstocht (1991) schreef ze over een allesverterende passie, in De schaamte (1997) over de dag waarop haar vader haar moeder wilde vermoorden. „Voor mij staan herinnering en verbeelding tegenover elkaar. Toen ik begon te schrijven baseerde ik me niet op mijn verbeelding, ik verzon geen verhaal. Herinnering is voor mij materiaal, een manier om kennis te verwerven. Dat moet zich weerspiegelen in mijn manier van schrijven.

„Mijn herinneringen zijn verbonden met specifieke omstandigheden. Ik kom uit een arbeidersmilieu, met ouders die zich opwerkten tot kleine zelfstandigen en me begeleidden toen ik een goede leerling bleek te zijn. Later belandde ik in een wereld waar de levenswijze, de taal en de waarden heel anders waren. Daaruit stamt de schaamte, die sterk verbonden is met mijn schrijverschap.”

Schaamte over haar ouders, hun taalgebruik, hun gewoonten, hun kleding. Schaamte over haar eigen anders zijn, over haar gevoel misplaatst te zijn op de betere scholen waar ze dankzij haar intelligentie belandt. Schaamte omdat medeleerlingen haar negeren of over haar verlangen naar liefde en seks, over de wijze waarop ze haar onschuld verloor.

Dat laatste is de kern van Meisjesherinneringen, een titel die niet doet vermoeden hoe hard het boek is. Het is het relaas van een beschermd opgegroeid achttienjarig meisje uit de provincie dat in de zomer van 1958 leidster wordt in een kindervakantiekamp. Ze wordt hopeloos verliefd op de hoofdjeugdleider. Door hem verleid, levert ze zich aan hem uit, waarna ze de risee wordt van het kamp.

U was al twintig jaar van plan te schrijven over ‘het meisje van 1958’, u schrijft zelfs dat u bang was te sterven zonder het te hebben geschreven. Waarom is dit boek zo belangrijk voor u?

„Het is echt het punt waarop alles bij elkaar komt, een fundamentele ervaring. En dan bedoel ik niet alleen een seksuele. Het gaat over een gewelddadige confrontatie met een kleine gemeenschap. En over de ervaring van schaamte die erop volgt. Alles zit erin. Het was de ontbrekende tekst in mijn werk. Hoe moest ik eraan beginnen zonder te belanden in een verhaaltje van ‘hoe ik ontmaagd werd’ of ‘mijn eerste minnaar’? Dat wilde ik niet. Dat is het ook niet geworden.

Annie Ernaux (Lillebonne, 1940) studeerde romanistiek in Rouen en was daarna jarenlang lerares. In 1974 debuteerde ze met de autobiografische roman De lege kasten. Voor Les années (2008) ontving ze drie Franse prijzen.

„Hoe kon ik dat achttienjarige meisje terugvinden, hoe de kloof van de tijd oversteken? We zijn inmiddels van tijdperk veranderd. Tot eind jaren zestig bestond er voor meisjes geen seksuele vrijheid, er was geen contraceptie. De situatie van jonge vrouwen toen lijkt in niets meer op die van nu. Je maagdelijkheid verliezen is nu een non-gebeurtenis. Het blijft een ervaring, er is een ervoor en een erna, maar het is niet meer omgeven door het aureool van het imaginaire, van het verbodene, zoals toen.”

U geeft daarop een bijna sociologisch commentaar: ‘Niet aan hem onderwerpt ze zich, maar aan een onbetwistbare, universele wet, de wet van een mannelijke barbaarsheid die ze vroeg of laat toch zou hebben te ondergaan’.

„Dat inzicht wordt niet breed gedeeld. Toen was het zo: de man stelt voor, besluit, het meisje weigert. In de affaire Dominique Strauss-Kahn kwam hetzelfde boven. De moraal van het verhaal was dat mannen vette varkens zijn én dat vrouwen van varkens houden. Verbijsterend!”

In ‘Meisjesherinneringen’ is er een ‘ik’ en een ‘zij’, waarom die perspectiefwisseling?

„Ik heb de titel van het boek niet persoonlijk willen maken, het zijn niet de herinneringen van een specifiek meisje. We zijn in het collectief. De ‘ik’ is de vrouw van nu die schrijft, de ‘zij’ is het meisje dat haar leven leeft. Het gaat erom te schrijven vanuit een onderdompeling, alsof er geen toekomst is. Ik wil niet weten wat er daarna gebeurt. Maar ik bekijk ieder beeld van haar, beeld voor beeld. Wat verwacht ze eigenlijk als ze naar die fuiven gaat en haar haar losmaakt? Ik ben haar en zij is mij, en tegelijkertijd is dat bedrog. Je kunt nu eenmaal niet echt aanhaken bij degene die je veertig jaar geleden was.”

Ernaux’ werk kenmerkt zich door die kruising van het persoonlijke met het sociologisch-historische. Enerzijds zijn er de zwart-witfoto’s met kartelrand van het meisje van toen, anderzijds de voorwerpen (de grammofoon, de tweedjas) en de politieke gebeurtenissen (De Gaulle, Algerije, Simone de Beauvoir) die verwijzen naar de grotere wereld.

Meisjesherinneringen is enerzijds het traject van ‘de’ vrouw in de jaren vijftig, met alle zijpaden van dien, en anderzijds de geschiedenis van een specifieke vrouw, de mijne, verankerd in de tijd. Die vrouw is onverbrekelijk verbonden met wat er toen gebeurde in Frankrijk, in de wereld, of het nu om mentaliteitsverandering gaat of om technologische vooruitgang. De uitdaging was om ze beide te verwoorden, het individu en het collectief.”

In Meisjesherinneringen schrijft Ernaux cru op wat er die eerste nacht gebeurde, hoe de jeugdleider zich gedroeg, hoe ze liet gebeuren wat er gebeurde. „Ik heb me afgevraagd wie dat meisje van achttien was. Waar hoopte ze op? Ik heb me op mijn dagboeken gebaseerd en natuurlijk uit mijn geheugen geput, het was gewoon een moment in de geschiedenis.

„Nee, het was geen verkrachting, ik heb het niet als zodanig ervaren. Ik heb het boek dus ook niet uit wraak geschreven. Maar ik heb wel de foto van zijn gouden bruiloft ontdekt op internet, hij poseert er als de patriarch van de familie. En dan denk ik: de rollen zijn nu omgekeerd, ik ben hier degene die schrijft.”

De uitvinding van de televisie noemt u in uw boek ‘een nieuw geheugen’.

„Vanaf dat moment dringt de televisie ons een geformatteerd geheugen op. Denk aan Algerije rond 1958, waarover ik schrijf. Daarover bestaat een stereotiepe visie die meestal niet correspondeert met hoe mensen die tijd beleefden. Wij wisten niets van het geweld, wij zaten in dat zomerkamp en waren met andere dingen bezig. De persoonlijke visie heeft de neiging op te lossen in de collectieve beleving. Schrijven is ook vechten tegen opgedrongen visies.”

De hoofdpersoon van uw werk is in zekere zin de tijd. Juist de beleving van de tijd is tijdens uw schrijverschap fundamenteel veranderd.

„Dat vind ik juist stimulerend, ik houd van een afstandelijke blik. Ik ga tegen de golf in, niet tegen gevoelens. Als ik vecht, vecht ik voor iets anders.”

Waar vecht u voor?

„Voor een bepaalde visie op de vrouw en op de maatschappij. Ik weiger me een identiteit te laten opdringen.”

In uw vorige boek, ‘Les années’, schrijft u over uw verhouding met een veel jongere man: ‘ik ben nergens in de tijd’. Is dat een voorbeeld van wat u bedoelt?

„Dat heb ik echt heel diep beleefd. Hij was geboren in de late jaren zestig, sprak de taal van toen, had het apolitieke van zijn generatie. Toen ik met hem samen was, behoorde ik niet meer tot mijn eigen tijd. Maar ook niet tot de zijne. Hij gaf me een geweldig gevoel van jeugdigheid. Maar het was ook ontregelend.”

Het meisje uit uw boek wordt vernederd door haar klasgenoten, omdat ze tot een lagere sociale klasse behoort.

„Zelf ging ik in Rouen naar een burgerlijke school. De opmerkingen die ik naar mijn hoofd kreeg! ‘We hebben geen varkens gehoed samen!’. ‘Je bent het niet waard eindexamen te doen’. Het is zo ongelofelijk choquerend als je merkt dat er neergekeken wordt op de intellectuele kennis en kunde van een vrouw.”

In ‘Meisjesherinneringen’ zegt de vertelster dat ze bang is gek te worden en daarom begint met schrijven. Gaat het bij het schrijven om zelfkennis?

„Nee, je kunt wel proberen om jezelf te leren kennen, maar het ‘ik’ is onuitputtelijk. ‘Ken uzelf’ – daar geloof ik niet in. Het gaat erom te behouden wat er heeft bestaan, wat er is beleefd. Wat ik heb meegemaakt is mijn verhaal, maar tegelijkertijd is het onderdeel van al wat menselijk is. Precies dat moet je proberen te begrijpen en te behouden.”

https://www.nrc.nl/nieuws/2017/04/14/ik-schrijf-alsof-er-geen-toekomst-is-8003476-a1554578


 

Annie Ernaux over haar metamorfose tot bourgeoise; Alles is versplinterd

De Franse schrijfster Annie Ernaux, kind van arbeiders, beschrijft over hoe zij overliep naar de bourgeoisie. Het lukte haar niet goed zich daar thuis te voelen. ,,Mijn echtgenoot kon ik op den duur niet meer verdragen, mijn schoonouders waren een ramp.''

10 april 1998

Leestijd 8 minuten

Annie Ernaux: De schaamte (La honte). Vertaald door Rokus Hofstede. De Arbeiderspers, 1998. Prijs 25,- Verder zijn in het Nederlands leverbaar: Alleen maar hartstocht, De bevroren vrouw; en als Singel Pocket: Een vrouw/Alleen maar hartstocht

,,Mijn vader wilde mijn moeder vermoorden op 15 juni 1952, aan het begin van de middag. Die dag werd ik bijna gek. Deze gebeurtenis is zo doorslaggevend voor mij geweest dat mijn leven sindsdien uiteenvalt in 'de jaren daarvoor' en 'de jaren daarna'. Ik besefte opeens - als meisje van twaalf - dat ik behoorde tot een gezin waarin zoiets blijkbaar mogelijk was. Toen kwam de schaamte mijn leven binnen, voorgoed. Ik schaamde me voor mijn ouders, voor de gescheiden vrouwen om mij heen, voor de dronken klanten in ons cafe, voor hun platte taalgebruik, voor al die verstarde gebruiken die hoorden bij mijn sociale klasse; meisjes kregen hun eerste permanentje na de communie, jongens droegen voor het eerst een lange broek op de eerste schooldag, trouwen moest je op die en die leeftijd, alles was vastgesteld. In De schaamte wilde ik onderzoeken wat er in mij nog over was van dat meisje van twaalf. De enige manier waarop ik dat kon doen was door als het ware etnoloog van mijzelf te worden. Ik zocht naar wetten, waarden, rituelen en de taal van mijn milieu, mijn school en mijn familie en ik zette de beelden uit mijn herinnering om in woorden, zodat ze een soort documenten werden. Maar niemand kan zich zichzelf echt herinneren. Het meisje van toen lijkt in niets meer op de vrouw die ik nu ben. Ik zou haar niet herkennen als ik haar tegenkwam.''

Annie Ernaux (1940) vertelt over hoe ze zich aan het arbeidersmilieu waartoe ze behoorde, ontworstelde. Haar grootouders waren landarbeiders. Haar ouders werkten lange tijd in de fabriek, maar slaagden er uiteindelijk in een cafe annex kruidenierswinkel te verwerven in Yvetot, een kleine stad in Normandie. Hun enig kind stuurden zij trots naar de beste particuliere, rooms-katholieke school in de omgeving. Het meisje bleek intelligent en leergierig. Langzaam maar onomkeerbaar vervreemde ze van haar milieu. In de negen autobiografische boeken die Annie Ernaux tot nu toe publiceerde is de verscheurdheid, die daarvan het resultaat was, een terugkerend thema.

De op het eerste oog timide schrijfster bracht twee weken geleden een bezoek aan Nederland ter ere van De schaamte, de Nederlandse vertaling van La honte, een mooi, eerlijk boek over het gevoel dat haar jeugd beheerste. Zodra Ernaux over haar werk begint te spreken, lijkt ze veel zelfverzekerder. Bevlogen, precies en onverwacht fel analyseert zij het gevoel van ontheemd zijn dat ze zo goed kent. ,,Ik werd, als enig kind uit de buurt, naar de school voor de rijken gestuurd, een nonnenschool waar in mijn ogen alles goed, mooi en perfect was, in alle opzichten het tegenovergestelde van bij mij thuis. Als ik een opstel moest maken over onze keuken of onze slaapkamer, kon ik die nooit beschrijven zoals die er werkelijk uitzag. Onze keuken hoorde bij het cafe en een eigen slaapkamer had ik niet, dus nam ik een plaatje uit een tijdschrift als voorbeeld. Mijn vader hield zich bezig met het cafe, terwijl mijn moeder in de aangrenzende kruidenierswinkel stond. Zij deed de boekhouding, waste, streek en mijn vader kookte. Later, op het lyceum en tijdens mijn studie, ontdekte ik dat in de bourgeoisie de mannen buitenshuis werkten en dat de vrouwen zich alleen bezig hielden met het huishouden en de kinderen. Alle normen en waarden bleken daar anders te liggen.''

Abortus

In haar eerste boek, Lege kasten, een autobiografische roman uit 1974, getuigt Ernaux van de eerste, grote schok die het verlaten van haar sociale klasse bij haar teweegbracht. De hoofdpersoon uit dit boek, een beursstudente uit een arbeidersmilieu, zwanger van een jongen die naar de VS is vertrokken, overdenkt haar leven terwijl ze een abortus afwacht. Wat haar overkomt is, zo meent zij, de straf voor het feit dat zij haar eigen milieu heeft verloochend. Het nastreven van alles wat tot de hogere klasse behoorde, alles wat zij hoogachtte - studie, literatuur, muziek - was op verdriet en desillusie uitgelopen. Als motto voor dit boek, dat in feite alle thema's uit Ernaux' latere werk in zich heeft, koos de schrijfster een citaat ontleend aan Paul Eluard, 'Ik bewaarde valse schatten in lege kasten'.

,,Toen ik Lege kasten schreef,'' vertelt Ernaux, ,,voelde ik me nog heel erg ontheemd. In krap tien jaar had zich in mij een metamorfose voltrokken. Ik had een andere stem gekregen, een ander lichaam, een andere taal, ik kleedde me anders. Alle sociale codes waren vervangen. Ik had, zoals een slang, mijn oude vel verwisseld voor een nieuw. Binnenin mij zit nog een stukje van mijn oude ik. Als ik thuis ben ga ik bijvoorbeeld nogal ruw met voorwerpen om. Thuis smijt ik een kop en schotel op tafel, maar hier, met u, doe ik dat natuurlijk niet. Ik houd ook van zwaar werk, tuinieren, vissen met de boot - het gaat me allemaal gemakkelijk af.''

Ernaux is nooit de perfect gekapte, dagelijks de plumeau ter hand nemende, gedistingeerde huisvrouw geworden, die zij bij haar medestudenten thuis ontmoette. In De bevroren vrouw uit 1981, het eerste boek dat zij onverbloemd in de ik-vorm schreef, schetst zij de mislukking van haar huwelijk en haar revolte tegen het zorgende keurslijf waarin zij, als moeder van twee kinderen, gedwongen werd haar eigen carriere op te geven. ,,Ik heb me nooit echt prettig gevoeld bij mensen uit de bourgeoisie. Mijn echtgenoot kon ik op den duur niet meer verdragen, mijn schoonouders waren een ramp. Behalve in mijn schrijverschap voel ik me nergens thuis. Ik leef erg alleen. Natuurlijk, ik verkeer in intellectuele, literaire kringen, ik ga naar toneel en naar de film. Ik geef al twintig jaar schriftelijk literatuuronderwijs op universitair niveau.

,,Ieder jaar werk ik mee aan de opgaven voor het C.A.P.E.S., het toelatingsexamen voor docenten, maar daarbij voel ik me niet erg op mijn gemak. Dat examen staat zover af van de realiteit - het stoelt nog steeds op de onderwijsprincipes uit de jaren vijftig. Soms herken ik me in enkele van die jonge mensen. Ze komen uit dezelfde klasse - overlopers, net als ik.''

Een smalle riem

Juist de overlopers, de dissidenten die van de ene wereld gemigreerd zijn naar de andere, beschikken volgens Annie Ernaux over een haarscherp observatietalent. Het zijn immers de details - een brede of een smalle riem, zwarte of bruine sokken - die aangeven tot welke klasse je behoort. De precieze waarnemingen van Ernaux geven haar werk een historische en sociologische dimensie, waarmee ze zich onderscheidt van andere moderne Franse auteurs. Haar boeken geven een realistisch beeld van het leven van arbeiders en kleine middenstanders op het Normandische platteland, in de jaren vijftig en zestig. Ze zijn in zekere zin ook een sociale aanklacht omdat de overheid deze bevolkingsgroep nauwelijks ondersteunde. Ook bieden de boeken van Ernaux een blik van binnenuit op het rooms-katholicisme en het particuliere onderwijs van die tijd.

,,Ik voel me ook historica en sociologe'', zegt Ernaux. ,,Normaal heb je als schrijver een bepaalde visie op het individu. Ik vind dat het leven van ieder mens zodanig door sociale wetten en door de geschiedenis wordt doorkruist, dat het onmogelijk is daaraan voorbij te gaan. Wij zijn door de historie gevormde wezens. Als vrouw voel ik dat dubbel zo sterk. Nog maar enkele decennia geleden was seks voor het huwelijk uit den boze, terwijl meisjes van nu al op jonge leeftijd de pil krijgen - een volledige ommekeer van normen en waarden. Het is een element dat in al mijn boeken terugkomt, behalve misschien in Alleen maar liefde - een verhaal over een grote hartstocht, uit 1991 - daar heb ik het een beetje terzijde gelaten.''

Ook De schaamte is duidelijk geschreven vanuit een historische en sociologische invalshoek. In een poging het meisje te reconstrueren dat zij in 1952 was, bekijkt Ernaux kranten en tijdschriften uit dat jaar, schetst ze de plattegrond van Yvetot en maakt een lijst van in die tijd gangbare uitdrukkingen: gagner malheur voor 'in de narigheid komen', se debarbouiller voor 'zich wassen' en Asseyez-vous, vous ne payerez pas plus cher voor 'Gaat u zitten, dat kost geen cent extra'. Ook herinnert ze zich precies wat ze van haar ouders wel en niet moest doen: wel met luide stem de klanten in de winkel gedag zeggen, geen kwaad van hen spreken, niet pronkerig doen en nooit de dagomzet onthullen.

,,Ik herinner me ook de liedjes die ik dat jaar meezong met de radio, plaatjes uit tijdschriften en die ceintuur die ik zo graag wilde hebben, maar die ik niet kreeg. Proust zei dat onze herinnering zich buiten onszelf bevindt en daar ben ik het helemaal mee eens. Waar ik mij niet in kan vinden is in zijn volledig a-historische visie. Alle personages uit Op zoek naar de verloren tijd blijken aan het eind, bij het slotdiner, niet alleen ouder te zijn geworden, maar ook te zijn veranderd. De geschiedenis echter heeft daarbij geen enkele rol van betekenis gespeeld. De affaire Dreyfus, die toch volop aan de gang was in die tijd, wordt maar zijdelings genoemd en zelfs de oorlog speelt slechts een rol op de achtergrond.

,,De wereld van Proust is er een van continuiteit en van coherentie, verbonden met de steeds weer terugkerende seizoenen en de zich herhalende processen in de natuur. Ik zie alleen maar fragmentatie om mij heen. Alles is versplinterd. Eenheid en duurzaamheid zijn termen die aan het eind van deze twintigste eeuw niet meer lijken te bestaan. De veranderingen die zich in onze huidige geschiedenis in een razend tempo voltrekken, hebben ook de mens veranderd. Door de overvloed aan vluchtige, losse informatie die iedere dag op ons afkomt, lijken periodes van langere duur in onze herinnering niet meer te bestaan. Als ik bijvoorbeeld het begin lees van Op zoek naar de verloren tijd, het deel over Combray, dan herken ik daarin de wereld van mijn grootouders, zij het dat die het veel armer hadden. Maar sinds de Tweede Wereldoorlog en in heviger mate sinds 1960, zijn de perioden waarin het leven totaal veranderde, steeds korter geworden. Wat blijft er nog voor duurzaams over, vraag ik me vaak af.''

Vervreemding

In Journal du dehors (1993) bracht Ernaux een aantal van die in het dagelijks leven geobserveerde fragmenten bij elkaar. In een later toegevoegd voorwoord legt Ernaux uit hoe zij opnieuw een gevoel van vervreemding onderging nadat zij, vanuit Normandie waar iedere steen een verleden had, was verhuisd naar Cergy-Pontoise, een ville nouvelle op veertig kilometer afstand van Parijs. Eenmaal gewend geraakt aan het cosmopolitische karakter van haar nieuwe stad, probeerde zij deze werkelijkheid te vangen in een fragmentarische, fotografische schrijfstijl - korte teksten over schijnbaar onsamenhangende onderwerpen als een kussend stel in de metro, graffiti op de muren van een winkelcentrum of een televisiegesprek tussen Marguerite Duras en Jean-Luc Godard. Het boek werd in de pers soms fel bekritiseerd. ,,Men vond dat het geen literatuur was'', vertelt Ernaux, haar stem schel van opwinding. ,,Dat vinden sommige critici trouwens van al mijn boeken. Een radiopresentator verklaarde eens dat ik bij hem 'een gevoel van diepe walging' opriep. Het zijn altijd mannen die dat soort dingen zeggen. Het heeft volgens mij iets te maken met klassehaat - literatuur mag de maatschappij niet veranderen. Mannen verdragen het vaak slecht dat een vrouw succes heeft. De criticus van de Nouvel Observateur kraakt mijn werk systematisch af, omdat hij vindt dat literatuur de werkelijkheid moet herscheppen. En daarmee is alles gezegd, want mijn boeken beantwoorden natuurlijk niet aan die definitie. Ik ga veel verder. Ik wil de realiteit niet alleen maar beschrijven in haar uiterlijke verschijning, maar in haar hele functioneren. Ik wil doordringen in het hoe en waarom van de wereld die ons omgeeft.

,,Je kunt jezelf beter begrijpen als je kijkt naar wat er om je heen gebeurt. Het zijn de anderen die, doordat ze bij ons gevoelens van schaamte, woede of interesse opwekken, onze herinnering wakker maken en ons aan onszelf openbaren. Ik was erg blij toen ik die uitspraak van Jean-Jacques Rousseau vond, die ik als motto voor dit boek heb gebruikt: 'Ons echte ik bevindt zich niet volledig in ons'. Als je in de metro zit, of in de trein, dan trekken sommige mensen en dingen je aandacht, terwijl andere aan je voorbij gaan. Je wordt geintrigeerd door wat raakvlakken heeft met je eigen leven, met je eigen wensen. Onze blik kiest wat ons interesseert. De mensen leven niet zomaar als losse eenheden naast elkaar.''

Angsten

Tegelijk met De schaamte verscheen vorig jaar Je ne suis pas sortie de ma nuit, korte, droge en toch ontroerende dagboekaantekeningen die Ernaux tussen 1983 en 1986 maakte. Ze geven een aangrijpend beeld van de persoonlijkheidsverandering van haar moeder, die in 1986 aan de ziekte van Alzheimer zou overlijden. ,,Ik moest schrijven om de aanblik van die aftakeling te kunnen verdragen'', zegt Ernaux. ,,Mijn moeder, die altijd zo'n sterke persoonlijkheid was geweest, zat opeens vol met angsten. Ik kon er niet tegen dat de rollen nu waren omgedraaid. Als kind had ik haar vreselijk nodig. Als puber heb ik me flink tegen haar afgezet. Over mijn eerste roman, Lege kasten, waarin ik toch verschrikkelijk hard over haar schrijf, heeft ze nooit met een woord gerept. Mijn dagboeken, die ik bij mijn huwelijk bij haar had achtergelaten, bleek ze te hebben vernietigd. Daar heb ik op mijn beurt nooit iets van gezegd. Tot aan haar dood werd ik voortdurend meegesleept in een maalstroom van tegenstrijdige gevoelens - vooral schuldgevoelens. Je ne suis pas sortie de ma nuit - dat is de laatste zin die mijn moeder opschreef - staat er vol mee. Nog steeds is ze heel aanwezig in mijn gedachtenwereld, ze is de belangrijkste vrouw uit mijn leven. Of ik van haar hield heb ik me eigenlijk nooit afgevraagd.''

Vorig jaar publiceerde Annie Ernaux een erotische tekst in het tijdschrift L'Infini, die veel ophef veroorzaakte. ,,Ik had dat stuk eigenlijk voor mijzelf geschreven'', aldus Ernaux, ,,naar aanleiding van mijn ontmoeting met Philippe Vilain, die sinds vier jaar mijn leven deelt en aan wie ik De schaamte heb opgedragen. Hij is negenentwintig jaar jonger dan ik. Ik beschrijf hoe ik met mijn hand door zijn haar streek en daarmee het initiatief nam om met elkaar te slapen. Dat gebaar symboliseerde voor mij de deze eeuw door vrouwen verworven vrijheid. Daarna trek ik, in dat stuk, een vergelijking tussen schrijven en lichamelijke liefde. Mannen vonden het een schandaal. Door critici van provinciale kranten werd ik voor erotomane uitgemaakt. Toen bleek maar weer eens dat de strijd van het feminisme nog verre van gestreden is.''

https://www.nrc.nl/nieuws/1998/04/10/annie-ernaux-over-haar-metamorfose-tot-bourgeoise-7394894-a858553


 

Een bevrijdende schaamte

In De schaamte schildert Annie Ernaux met een fijn penseel het jaar 1952. Ik ben mij ervan bewust dat 1952 iets anders is dan 1946 en dat Frankrijk iets anders is dan Nederland, maar dat maakt het gevoel van herkenning, de gewaarwording dat dit boek over mij gaat, des te frappanter.

29 augustus 1998

Leestijd 4 minuten

Het speelt in Yvetot, zevenduizend inwoners, ergens tussen Le Havre en Rouen. Haar vader en moeder hadden daar een winkeltje waar kruidenierswaren werden verkocht en drank werd geschonken. Op 15 juni 1952 was ze er getuige van dat haar vader haar moeder wilde vermoorden. Dat was een zondag, de dag van de mis, het schone ondergoed, gebakjes van de banketbakker, de dag van pretjes en verplichtingen.

Annie Ernaux was toen bijna twaalf. Na de mis had ze haar zondagse kleren verruild voor een makkelijk wasbare jurk. Toen ze tussen de middag aan tafel gingen, waarschijnlijk met de radio aan, want op dat uur van de dag had je een komisch programma, begon haar moeder ruzie te maken met haar vader en dat ging zo door tot de getergde man een mes uit het hakblok rukte om zijn dominante vrouw het zwijgen op te leggen.

'Later zijn we met ons drieën wezen fietsen op het land in de omgeving.'

Rond deze gebeurtenis (of de herinnering eraan; het boek is van '97) roept Annie Ernaux een beeld op van de toenmalige wereld. Stalin, Churchill en Eisenhower leefden nog, Elisabeth werd gekroond tot koningin van Engeland. Maar eigenlijk was die wereld nauwelijks groter dan je woonplaats en daarbinnen kon je je positie bepalen in een eenvoudig systeem van verschillen - het verschil tussen 'van ons' en 'niet van ons', binnen en buiten het stadje, de ene buurt en de andere, de ene straat en de andere, de gemeenteschool en de nonnenschool, verschillen tussen de dagen van de week en de tijden van het jaar, verschillen van leeftijd, verschillen tussen vrouwen en mannen, tot in hun gebaren toe.

Bij de één: 'De strijkbout vlak bij je wang houden om te controleren of hij heet is, op je handen en voeten gaan zitten om de vloer te dweilen of op je hurken om het eten voor de konijnen te plukken, 's avonds ruiken aan je kousen en onderbroek.'

Bij de ander: 'In je handen spugen voor je de schop beetpakt, een sigaret alvast achter je oor steken, schrijlings op een stoel gaan zitten, het zakmes dichtklappen en in je zak steken.'

Hoe je mensen kon plaatsen door hun manier van praten, hun manier van kleden. Hoe iedereen voortdurend bezig was iedereen in de gaten te houden, hoe het doen en laten van iedereen voortdurend door iedereen besproken werd, zijn werklust, zijn koopgedrag, zijn drankgebruik, tot aan zijn gezondheid toe.

'Gezondheid was een deugd, zij is ziekelijk evengoed een beschuldiging als een blijk van medelijden. Ziekte kleefde hoe dan ook iets zondigs aan, als een gebrek aan waakzaamheid van het individu tegenover het lot.'

Zo rijst er een wereld op die zowel toverachtig als overzichtelijk is, bewoond door mensen die zowel pittoresk als voorspelbaar zijn. Voor een deel lijkt me dat iets van alle tijden en culturen - zolang er kinderen zijn die zich een weg beginnen te zoeken, zal er wel een wereld zijn die deze trekjes vertoont (hier zou je even aan dat boekje van Jona Oberski kunnen denken; zelfs in het kamp wisten kinderen zich een bruikbare wereld te scheppen). Vandaar ook dat het verhaal van Ernaux je in al zijn Fransheid zo vertrouwd kan voorkomen. Maar voor het overige moeten dit toch ook eigenschappen van die wereld zelf zijn geweest, bepaald door plaats en ogenblik, Normandië kort na de oorlog, en dus onderhevig aan vergankelijkheid.

Voor Annie Ernaux in ieder geval gaat alle samenhang, heel dit conglomeraat van vanzelfsprekendheden, aan flarden op het moment dat haar vader zijn hand, het mes, opheft tegen haar moeder. Op dat moment bevangt haar een verschrikkelijke schaamte.

Op zondag 22 juni, een week na die gebeurtenis, deed ze mee aan het feest van de Christelijke Jeugd in Rouen. Diep in de nacht werd ze thuisgebracht door haar juffrouw en enkele medeleerlingen. Ze bonsde op de deur van de winkel. Na geruime tijd ging het licht aan en daar verscheen haar moeder, 'met verwarde haardos, slaapdronken, in een gekreukelde nachtpon waar vlekken op zaten (we veegden ons er na het plassen mee af).'

Haar juffrouw en medeleerlingen gaapten deze vrouw verbijsterd aan. Voor het eerst zag Annie Ernaux haar moeder met de ogen van de katholieke school, een vrouw die er uit zag zoals ze er uit zag en er onmogelijk ànders had kunnen uit zien - want wat had ze anders kunnen dragen dan die nachtpon?

'Kamerjas of peignoir werden in ons milieu beschouwd als een luxeartikel, dat ongepast, ja zelfs bespottelijk was voor vrouwen die zich zodra ze wakker worden aankleden om aan het werk te gaan.'

Zo grijpt de schaamte om zich heen. Alles wat bij haar bestaan hoort, komt in het teken van schaamte te staan. En dat is allemaal begonnen op het moment dat ze zag dat haar vader haar moeder wilde vermoorden. Nergens in mijn wereld, schrijft ze, was plaats voor deze scène.

Ik weet het niet. Voor mij als lezer heeft deze scène toch ook iets van een bliksemflits bij een zwaar bewolkte hemel, vervaarlijk maar niet al te verwonderlijk. Zij creëert een nieuwe samenhang, en daarin is de schaamte van Annie Ernaux niets anders dan een opstapje naar wat niet per se als een verdrijving, maar ook als een bevrijding kan worden opgevat - de bevrijding uit het paradijs.

Ondertussen wekt dit leesgenot een onbedaarlijke behoefte op aan schrijfgenot. Het liefst zou ik nu mijn 1946 ook rond zo'n drama inrichten, onder zo'n bliksemflits laten oplichten. Maar ik weet niks. Dat is nou eenmaal eigen aan je geboortejaar: je bent er wel, je doet al mee, je bent meteen begonnen jouw deel van de hulpbronnen van deze wereld op te eisen - maar je weet nog van niks.

Soms denk ik in dit verband aan mijn moeder, die mijn zusje aan de hand en mij op de arm neemt om een foto te laten maken voor mijn vader in Indië. Een studio in 1946 in Arnhem, dat kan ik me voorstellen. En dan laat ik mijn moeder en mijn zusje voor wat ze zijn om in de huid van de fotograaf te kruipen, een rattige man met ontstoken ogen, korstjes aan zijn wimpers. In de oorlog heeft hij ook al niks goeds gedaan en nu verzamelt hij de adressen van al die jonge moeders die zich komen laten fotograferen voor hun mannen in Indië. Dus iedereen zit tot aan zijn nek in de wederopbouw en die man maar profiteren; die is zijn tijd ver vooruit, die belichaamt eigenlijk de jaren '90 al.

Goed, het onweer heb je dan nog niet, maar de wolken trekken al aardig samen, nietwaar?

https://www.nrc.nl/nieuws/1998/08/29/een-bevrijdende-schaamte-7412446-a234732


 

Het bezinksel van verdriet

Annie Ernaux: La honte. Gallimard, 133 blz. ƒ 30,10

Annie Ernaux: 'Je ne suis pas sortie de ma nuit'. Gallimard, 110 blz. ƒ 25,80

14 maart 1997

Leestijd 3 minuten

Annie Ernaux is een van die auteurs die hun schrijverschap goed beschouwd maar aan één onderwerp wijden. Sinds zij in 1974 met Les armoires vides debuteerde, schreef Ernaux in feite over niets anders dan over zichzelf, haar jeugd, haar vader, haar moeder en de ontsnapping uit haar milieu. Ook de twee vorige maand verschenen titels La honte en 'Je ne suis pas sortie de ma nuit' wijken niet af van de lijn die met haar eerste boek werd ingezet.

Ernaux schrijft geen romans in de traditionele zin van het woord. Het zijn eerder récits, verhalen die ogenschijnlijk slechts verslag doen van gebeurtenissen uit haar leven. Soms lijken het documenten, louter en alleen op papier gezet om te registreren en te getuigen, zonder dat daarbij eigenlijk een lezer nodig is. Kun je dat wel literatuur noemen? En zo ja, vallen Ernaux' boeken dan onder de autobiografie of onder wat men wel de 'autofiction' noemt (half-waar, half-fictief) of onder geen van beide?

Ook Ernaux zelf heeft zich in haar boeken regelmatig afgevraagd hoe je haar werk nu eigenlijk moet karakteriseren. In 1987 beschreef zij in Une femme het leven van haar moeder; een sterke, overheersende vrouw, die erin slaagde zich aan haar arbeidersmilieu te ontworstelen.

Op een van de eerste bladzijden vertelt Ernaux dat zij iets wil schrijven dat elementen in zich heeft van 'de familiekroniek en de sociale analyse, de mythe en de geschiedenis. Mijn project is literair. Maar ik wens aan de onderkant van de literatuur te blijven.' Op de laatste pagina concludeert de schrijfster wat het volgens haar is geworden: 'Dit is geen biografie en natuurlijk ook geen roman, misschien iets tussen literatuur, sociologie en geschiedenis in.'

Ook in La honte en 'Je ne suis pas sortie de ma nuit' maakt Ernaux kanttekeningen bij de aard van haar werk. In het eerste boek probeert ze de wereld terug te vinden waarin ze leefde als twaalfjarig meisje. Ze inventariseert haar taalgebruik, beelden en gevoelens uit die tijd, voorzover ze zich die nog voor de geest kan halen, en beschouwt deze herinneringen 'als documenten die verhelderd zullen worden wanneer ze aan verschillende benaderingen worden onderworpen'. Ze wil als het ware 'haar eigen etnoloog zijn'. Dat deze semi-wetenschappelijke instelling leidde tot een nuchter, constaterend en afstandelijk boek is dan ook niet verbazingwekkend.

Het tweede boek bestaat uit korte flarden tekst in dagboekvorm, geschreven tijdens de laatste twee levensjaren van Ernaux's moeder. 'Wat ik schrijf is geen literatuur. Ik zie het verschil met de boeken die ik eerder heb gemaakt, of eigenlijk ook weer niet, want ze hebben alle dat verlangen te behouden, te bewaren, te begrijpen.' Waarschuwend spreekt ze de lezer toe dit boek niet te beschouwen als een objectieve getuigenis of als een aanklacht, maar 'als droesem van verdriet'.

Wat Annie Ernaux zelf ook van haar boeken mag vinden, het autobiografische gehalte ervan is hoog. Steeds vanuit een andere invalshoek vertelt zij over haar eigen leven. Zoals zij in Une femme het leven van haar moeder probeerde te achterhalen, verdiepte zij zich in La place (Prix Renaudot 1984) in het bestaan van haar vader. In La honte verschijnt weer hetzelfde kleine dorp in Normandië, Yvetot, maar nu gezien door de ogen van een twaalfjarig meisje. Haar ouders zijn er erg trots op dat zij zich ontworsteld hebben aan hun arbeidersverleden door een kruidenierswinkel annex café te beginnen. Ze stellen alles in het werk om zich te gedragen volgens de normen, waarden en gewoonten van deze hogere sociale klasse. Op een junidag in 1952 is het meisje er vol ontzetting getuige van hoe haar vader haar moeder met een snoeimes bedreigt. Daarmee doet de schaamte zijn intrede in haar leven. Schaamte over het gewelddadige incident, schaamte over haar ouders' taalfouten, over hun eetgewoonten, over de vlekken op haar moeders nachthemd en er volgt nog een eindeloze lijst.

Het knellende keurslijf waarin de dochter leeft, doet de lezer soms naar adem happen. Thuis zijn er voortdurend klanten over de vloer en moet het meisje beleefd naar hun gezondheid informeren en ze mag nooit over geld of goede rapporten spreken, nooit haar stem verheffen, nooit over gevoelens praten en ze moet vooral doen zoals de anderen doen.

De katholieke particuliere school waar het meisje naar toe gaat, kent zo mogelijk nog strengere gedragscodes. In dit opzicht kun je Ernaux's werk inderdaad beschouwen als waardevol sociologisch en historisch materiaal. Ze inventariseert nauwkeurig welke codes en welk taalgebruik er behoren bij de arbeidersklasse en de kleine middenstand in een zich industrieel ontwikkelend Normandië in de jaren vijftig en zestig. Zoals Ernaux zelf constateert, blijft haar eigen vocabulaire dichtbij het taalgebruik van die klasse: kortaf, direct, zonder aanduiding van gevoelens, afstandelijk, zonder metaforen of andere literaire hulpmiddelen.

In de korte dagboeknotities van 'Je ne suis pas sortie de ma nuit' is Ernaux's stijl nog puntiger en scherper. De pijn en het verdriet om de ontluisterende aftakeling van een moeder, door bijvoorbeeld Diane de Margerie in Dans la spirale en Carl Friedman in De grauwe minnaar in een vloeiender vorm beschreven, worden hier zonder fluwelen handschoenen aangepakt. De fysieke achteruitgang en de dementie van de moeder veroorzaken een steeds heftiger schuldgevoel bij de dochter. Zij op haar beurt heeft alle draden uit haar moeders bestaan gevolgd en ze met elkaar verbonden, net zoals ze dat eerder met haar vaders leven deed. Zij heeft ervoor gekozen verslag te doen van deze laatste jaren en daarbij alle weerzinwekkende details bloot te leggen. Dit keer een eerbetoon zónder schaamte.

Van Annie Ernaux zijn in vertaling leverbaar 'De bevroren vrouw', 'Alleen maar hartstocht' (beide bij uitgeverij de Arbeiderspers) en 'Een vrouw'/'Alleen maar hartstocht' (Singel Pocket). De besproken boeken verschijnen volgend jaar in Nederlandse vertaling bij de Arbeiderspers.

https://www.nrc.nl/nieuws/1997/03/14/het-bezinksel-van-verdriet-7346081-a611701

 

Geprivilegieerde vrouwen hebben geen idee hoe het eraan toegaat, op werk of in de metro’

Annie Ernaux In haar magnifiek vertaalde magnum opus De jaren (●●●●●) beschrijft Annie Ernaux hoe ze als meisje uit een eenvoudig milieu de sociale ladder beklom. Dit herkenbare en ontroerende boek toont een prachtig panorama van Frankrijk in de twintigste eeuw.

Collage: Lynne Brouwer

Annie Ernaux: De jaren. (Les années). Vert. Rokus Hofstede. De Arbeiderspers, 229 blz. € 21,99

●●●●●

Vorig jaar vertelde Annie Ernaux, in een interview op de Franse radio, hoe blij en verbaasd ze was over de wereldwijde #metoo-beweging. Ze had in haar leven alle feministische golven meegemaakt, en dacht dat ze de échte revolutie van de vrouw, met blijvend resultaat, niet meer zou beleven. Voor de beroemde Françaises die de ophef over het mannelijk gedrag allemaal nogal overdreven vonden, had ze geen enkel begrip: dat zijn geprivilegieerde vrouwen, zei ze, ze hebben geen idee van de werkelijkheid, van hoe het er op de werkvloer of in de metro aan toegaat.

Annie Ernaux (1940) weet dat als geen ander. Als meisje hoort ze in de keuken annex kruidenierswinkel van haar ouders alle roddels over het arbeidersbestaan. In de woonkamer, tevens café, ziet ze hoe mannen dronken worden. Op het lyceum wordt ze door meisjes uit de ‘betere kringen’ met de nek aangekeken: ze behoort niet tot de juiste klasse. Bij haar thuis is er geen koelkast, geen badkamer, de wc is op de binnenplaats en – een gotspe! – ze is nog nooit in Parijs geweest. Oppert ze thuis om eens ergens naartoe te gaan, zoals de andere meisjes van haar klas, dan antwoorden haar ouders: ‘Waar wil je dan naartoe, heb je het soms niet naar je zin waar je bent?’

Van die worsteling, van dat klassenverschil, getuigt Ernaux vanaf haar eerste boek. ‘Venger ma race’ was lang haar motto en dat revancheren gold niet haar vrouwzijn, maar haar sociale klasse en de cultuur die daarbij hoort. Haar debuutroman Les armoires vides (Lege kasten, 1974) gaat over een jonge vrouw die een abortus ondergaat. Alleen. De man van wie ze zwanger is, een student uit de betere klassen, is naar de VS vertrokken.

Ernaux is een van de eerste Franse schrijfsters die de stilte rond dit taboe-onderwerp doorbreekt. Daarna volgen romans over een allesverterende passie (Passion simple, Alleen maar hartstocht), over de dag waarop haar vader haar moeder dreigt te vermoorden (La honte, De schaamte), over het leven en de aftakeling van haar moeder (Une femme, Een vrouw) en de worsteling van haar vader om financieel het hoofd boven water te houden (La place, Prix Renaudot 1984).

Schaamte

Ook in haar daaropvolgende boeken neemt Ernaux geen blad voor de mond. Ze put uit haar herinnering, niet uit haar verbeelding. Schaamte over haar ouders, hun taalgebruik, hun kleding, schaamte over haar eigen anderszijn, seksualiteit, de vlucht in een huwelijk.

Het ongemak en de woede die daaruit voortkomen zijn thema’s van de ‘transfuge de classe’ die ze geworden is: door haar schrijverschap heeft ze zich ontworsteld aan haar oorspronkelijke sociale klasse. Net als Prix Goncourtwinnaar Nicolas Mathieu en cultauteur Édouard Louis – bewonderaars van Ernaux – vertegenwoordigt ze dat deel van de Franse bevolking dat zich niet gehoord voelt.

In de loop der jaren ontwikkelt Annie Ernaux een eigen herkenbare, sobere stijl. Een eigen genre zelfs, dat culmineert in haar nu magnifiek vertaalde magnum opus De jaren (Les années) uit 2008. Hierin kruist ze het persoonlijke met het sociologisch-historische, het intieme met het collectieve. In deze ‘onpersoonlijke autobiografie’ neemt ze haar eigen ervaringen als startpunt, tegen de achtergrond van de tijd. Ieders leven wordt doorkruist door de geschiedenis, gevormd door sociale wetten, en daaraan kun je als auteur niet voorbijgaan, meent ze. Het maakt haar stijl licht afstandelijk, observerend, constaterend ook. En tegelijkertijd herkenbaar en bij vlagen ontroerend.

In De jaren beschrijft Ernaux het leven van een halve eeuw, grofweg van de bevrijding in 1945 tot 2007. Niet haar leven, maar het leven, dat van het collectief. ‘Alle beelden zullen verdwijnen’, begint ze. En juist daarom schrijft ze dit boek – het is in zekere zin haar versie van Op zoek naar de verloren tijd. Voorkómen wil ze dat al die beelden genadeloos en betekenisloos in de vergetelheid verdwijnen. En dus beschrijft ze voorwerpen, gebeurtenissen, gevoelens en ervaringen in een stroom van observaties – met veel details. ‘In het geheugen vindt de koppeling plaats tussen de doden en de levenden’, schrijft ze, ‘tussen droom en geschiedenis’. Ooit zullen we ‘in gesprekken rond een feesttafel’, alleen nog een ‘steeds gezichtlozer voornaam’ zijn, totdat we verdwijnen in ‘de anonieme massa van een verre generatie’.

Stoppen met eten

Zo zal het onherroepelijk gaan. Maar Ernaux verzet zich. Ze put uit haar dagboeken, uit haar geheugen, pluist kranten en tijdschriften na. Met de beschrijving van een vijftiental foto’s brengt ze er een persoonlijk element in. Op de foto’s staat ze zelf, zonder dat ze dat met zoveel woorden meldt. Een traditionele babyfoto; een foto van twee meisjes op ballerina’s met een werkschort voor, uit 1955, de ene draagt het haar in een permanent dat speciaal voor de communie is gezet. Een groepsfoto van haar filosofieklas uit 1958. Wie erop staan, weet ze niet meer. Maar wat ze nog wel weet is dat ze een paar weken later zou stoppen met eten. Een foto uit 1980 met man en zonen, ‘de hangende schouders en de vormeloze jurk wijzen erop dat ze vermoeid is en onverschillig voor het verlangen te behagen’.

Zo observeert Ernaux, documenteert ze, vertelt ze hoe streng de winter was, hoe er over politici werd gesproken, wat er gezongen werd, hoe er feest werd gevierd.

Ze schetst een portret van de wereld waarin ze kind was, middelbare scholier, student. Steeds roept ze een verloren en voorbije tijd op. Over de jaren vijftig: het geloof was ‘het officiële kader van het leven’, het gaf ‘structuur aan de tijd’. Mensen werden beoordeeld op hun ‘werklust, inzet, doorzettingsvermogen’. Iedereen verplaatste zich ‘te voet of op de fiets in een gestage beweging’. De fiets was ‘de maat voor de snelheid van het leven’, verder was het stil. Seksualiteit was taboe en tegelijkertijd was het overal: ‘alle maatschappelijke achterdocht richtte zich op seks’. Meisjes waren ‘fatsoenlijk’ of ‘onfatsoenlijk’. Dat bepaalde hun ‘waarde op de huwelijksmarkt’.

Ernaux beschrijft hoe in 1968 alles begint te schuiven, ze ‘ontwaakt uit de echtelijke verdoving’, herinnert zich de poster met de tekst: ‘Een vrouw zonder man is als een vis zonder fiets’. ‘Een typisch vrouwengevoel, het gevoel van natuurlijke inferioriteit, was aan het verdwijnen’, noteert ze.

Met De jaren bereikt Annie Ernaux een groot publiek en verwierf ze internationale faam. Ligt het aan de panoramische blik die het specifiek Franse ver overstijgt?

Als lezer heb je je eigen associaties, vul je je eigen beelden aan, roep je je eigen ‘verloren tijd’ op. Je denkt aan de reclames uit je eigen kindertijd, aan de manier waarop je eigen moeder bepaalde dingen zei, aan je eigen studietijd. Je trekt de lijnen door.

Hebzucht

In de voetsporen van Les choses (1965) van Georges Perec, de roman die de consumptiemaatschappij aankondigde, laat Ernaux zien hoe de mensen in de loop van de decennia steeds ‘dingen’ kochten om ‘beter te leven’. Ze wilden ‘in plaats van het kolenfornuis een gasfornuis’, in plaats van ‘de met wasdoek overdekte houten tafel een formicatafel’ en vooral wilden ze ‘het begerenswaardigste en ook duurste voorwerp’, ‘de auto, synoniem van vrijheid’.

De ‘vrijetijdssamenleving’ werd uitgeroepen. Niemand vroeg zich af of het nuttig was, ‘ze hadden domweg zin om ze te hebben’. Daarna konden we ‘de tijd van de dingen niet meer bijhouden’ en ontstond er overdaad. Een overvloed aan ‘alles, van alle soorten informatie en ‘expertise’. Ook die lijn kun je moeiteloos doortrekken.

Twintig jaar worstelde Ernaux met haar wens ‘zoiets als een vrouwelijke lotsbestemming’ te schrijven, vergelijkbaar met Une vie van Maupassant, een ‘totale roman’. Toen er bij haar borstkanker werd geconstateerd werd het urgent, de tijd begon te dringen. Maar hoe ‘ordening aan te brengen in die verzamelde herinneringen aan gebeurtenissen en nieuwsfeiten, aan de duizenden dagen die haar voeren tot de huidige dag’?

Ze kiest. Het moet chronologisch. Feitelijk. Becommentariërend. Socio-autobiografisch.

Welke beelden houdt ze vast?

– ‘de op haar hurken zittende vrouw die, na de oorlog, in Yvetot op klaarlichte dag urineerde achter een als café dienstdoende barak’

– ‘het gezicht van Simone Signoret op het affiche van Thérèse Raquin’

– ‘de uitentreuren herhaalde zinnetjes van grootouders en ouders, die na hun dood levendiger waren dan hun gezicht, ben je een haartje betoeterd’.

Dat opsommingen als deze voor je gaan leven is te danken aan de voortreffelijke vertaling van Rokus Hofstede, die speels en avontuurlijk de geest en de sfeer ervan weet te vangen. Hij weet ook raad met de lange, genuanceerde zinnen en schakelt moeiteloos tussen de verschillende registers van het collectieve en het individuele vocabulaire.

Ingeslapen kat

In het koor van stemmen en herinneringen in dit boek is er uiteindelijk maar één hoofdpersoon: de tijd. Prachtig laat Ernaux zien hoe, met verhuizingen van het platteland naar de stad, met de toename van ‘de dingen’, met alle veranderingen in het leven, de tijd sneller lijkt te verstrijken. Hoe het besef van tijd verandert. Hoe ‘door het steeds snellere opkomen van nieuwe dingen’ het verleden ‘terrein verliest’. Redden wilde ze al die herinneringsbeelden, ‘het kleine dorpsfeest van Bazoches-sur-Hoëne met de botsautootjes’, ‘de blik van de zwart-witte kat bij het inslapen na de prik’.

Met de komst van internet is het geheugen onuitputtelijk geworden. Maar de ‘diepte van de tijd’ is verloren gegaan. De snelheid van de fiets is vervangen door die van de muisklik. We leven in een vluchtig ‘eindeloos heden’.

Ernaux reconstrueert ‘een gemeenschappelijke tijd’, drukt met haar boek ‘de geleefde dimensie van de Geschiedenis’ uit en schetst een magnifiek panorama van Frankrijk in de tweede helft van de 20ste eeuw. Tegelijkertijd geeft ze vorm aan de onvermijdelijke toekomstige afwezigheid – die van haar en die van ons.

 https://www.nrc.nl/nieuws/2020/10/29/de-geschiedenis-doorkruist-ieders-leven-a4017914

 


  •