...hoewel zijn filosofische en mystieke poëzie gedateerd aandoet (...), behoren zijn twee grote romans tot de leesbare klassieken van de negentiende eeuw. Les misérables (...) een (...) verhaal over een aandoenlijke en ondernemende ex-galeiboef, een rechtlijnige politieman, een wraakzuchtige herbergier en een zielig weesmeisje dat toch nog goed terechtkomt. Notre-Dame de Paris is niet alleen een opvallend geestige historische roman over de late middeleeuwen, maar ook een ontroerend verhaal over de hopeloze liefde van de mismaakte Quasimodo voor de beeldschone Esmeralda. Genoeg om de vooral door Scott beïnvloede Hugo niet - zoals een Franse criticus het uitdrukte - te 'begraven in zijn eigen roem'.
http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/schrijver/hugo-victor
Toen André Gide eens werd gevraagd wie de grootste Franse dichter van de negentiende eeuw was geweest, antwoordde hij: `Victor Hugo, hélas!' Dat `helaas' is beroemd geworden en terecht. Het is nog altijd navoelbaar. Gide had natuurlijk graag een andere, meer verrassende naam genoemd, waaruit een meer persoonlijke keuze had gesproken. Maar nee, de meest voor de hand liggende bleek ook de onontkoombare.
http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/de-hemel-is-een-oceaan
* Op tien maart 1997 plaatste het Franse dagblad Liberation een brief van vijf ontstelde achter-achterkleinkinderen van Victor Hugo. Zij waren verbolgen over de commerciële uitbuiting van het werk van hun beroemde familielid door Walt Disney. Op de filmposter van zijn De klokkenluider van de Notre-Dame kwam Hugo's naam niet eens voor. De Vlaamse uitgeverij Averbode besloot vanuit eenzelfde verontwaardiging het échte verhaal van Hugo voor kinderen toegankelijk te maken. Zonder een Quasimodo die er eigenlijk toch heel schattig uitziet met zijn grote glanzende ogen, zonder een aangepast, goed einde, maar met behoud van gruwelijkheid en geweld.
http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/victor-hugo-in-een-uitbundige-bewerking
* De hoofdpersoon van Les Misérables is Jean Valjean, een man die 19 jaar in een strafkamp heeft gezeten om het stelen van een brood en diverse vluchtpogingen. Na zijn vrijlating ontmoet hij Bisschop Myriel. Valjean bekeert zich en stelt zichzelf tot doel een moreel goed mens te worden. Valjean komt echter niet los van zijn verleden.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Les_Mis%C3%A9rables_%28boek%29
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Victor HUGO (1802-1885)
Lorsque l'enfant paraît
Lorsque l'enfant paraît, le cercle de familleApplaudit à grands cris.
Son doux regard qui brille
Fait briller tous les yeux,
Et les plus tristes fronts, les plus souillés peut-être,
Se dérident soudain à voir l'enfant paraître,
Innocent et joyeux.
Soit que juin ait verdi mon seuil, ou que novembre
Fasse autour d'un grand feu vacillant dans la chambre
Les chaises se toucher,
Quand l'enfant vient, la joie arrive et nous éclaire.
On rit, on se récrie, on l'appelle, et sa mère
Tremble à le voir marcher.
Quelquefois nous parlons, en remuant la flamme,
De patrie et de Dieu, des poètes, de l'âme
Qui s'élève en priant ;
L'enfant paraît, adieu le ciel et la patrie
Et les poètes saints ! la grave causerie
S'arrête en souriant.
La nuit, quand l'homme dort, quand l'esprit rêve, à l'heure
Où l'on entend gémir, comme une voix qui pleure,
L'onde entre les roseaux,
Si l'aube tout à coup là-bas luit comme un phare,
Sa clarté dans les champs éveille une fanfare
De cloches et d'oiseaux.
Enfant, vous êtes l'aube et mon âme est la plaine
Qui des plus douces fleurs embaume son haleine
Quand vous la respirez ;
Mon âme est la forêt dont les sombres ramures
S'emplissent pour vous seul de suaves murmures
Et de rayons dorés !
Car vos beaux yeux sont pleins de douceurs infinies,
Car vos petites mains, joyeuses et bénies,
N'ont point mal fait encor ;
Jamais vos jeunes pas n'ont touché notre fange,
Tête sacrée ! enfant aux cheveux blonds ! bel ange
À l'auréole d'or !
Vous êtes parmi nous la colombe de l'arche.
Vos pieds tendres et purs n'ont point l'âge où l'on marche.
Vos ailes sont d'azur.
Sans le comprendre encor vous regardez le monde.
Double virginité ! corps où rien n'est immonde,
Âme où rien n'est impur !
Il est si beau, l'enfant, avec son doux sourire,
Sa douce bonne foi, sa voix qui veut tout dire,
Ses pleurs vite apaisés,
Laissant errer sa vue étonnée et ravie,
Offrant de toutes parts sa jeune âme à la vie
Et sa bouche aux baisers !
Seigneur ! préservez-moi, préservez ceux que j'aime,
Frères, parents, amis, et mes ennemis même
Dans le mal triomphants,
De jamais voir, Seigneur ! l'été sans fleurs vermeilles,
La cage sans oiseaux, la ruche sans abeilles,
La maison sans enfants !
'Ik zal,' zeide ik, toen alles doodstil was, 'het gezelschap lastig vallen met een klein stukje. 't Is een vertaling van een mijner vrienden, en uit het Frans.'
'Uit het Frans!' herhaalde de heer Van Naslaan, met een bedenkelijk gezicht mijn oom aanziende.
'Kom aan, dat 's goed!' zei mevrouw Dorbeen.
Alles was doodstil om de vreemde stoethaspel te horen, maar geen der dames zag hem aan, vermits haar loffelijke bescheidenheid dit nooit gedoogt, als men in gezelschap iets voor haar opzegt, met uitzondering van mevrouw Dorbeen, die scheen te willen weten 'of hij goed met zijn ogen rollen zou'. Koosje zat hevig te festonneren, en ik zag niets dan haar gescheiden haar.
Ik begon:
'Als 't kindje binnenkomt - '
Pie-ie-iep! zei de deur, langzaam opengaande, en binnenkwam - geenszins een
kindje, maar de vijftigjarige dienstmaagd in haar wit pak; belast en beladen
met de aangeklede boterham in persoon, in de gedaante van een schat van
broodjes met kaas en rookvlees, en een macht van ster-, ruit- cirkel-,
klaverblad-, en visvormige gebakjes, die ondanks hun verschillende gedaante,
wegens de evenredigheden van hun inhoud, in het dagelijks leven de wiskundige
naam van 'evenveeltjes' dragen.
Mevrouw Dorbeen kon een klein lachje van zenuwachtige voldoening niet
onderdrukken.
Er werd rondgepresenteerd, en ik wreekte mij over de stoornis met een
'evenveel'; en toen die op was, hervatte ik vol moed, ofschoon de uitwerking
van de eerste regel bedorven was, en ik duidelijk zag dat de droogkomieke heer
Dorbeen, toen ik de eerste woorden herhaalde, nog weer aan de vijftigjarige
dienstmaagd dacht:
'Als 't kindje binnenkomt, juicht heel het huisgezin;
Men haalt het met een lachje en zoete woordjes in;
Het schittren van zijn oog deelt aan elks oog zich mede;
En 't rimpligst voorhoofd (ook 't bezoedelste wellicht!)
Klaart voor de aanblik op van vrolijk aangezicht,
Met iedereen in vrede.
't Zij we onder 't lindeloof des zomers zijn vereend,
't Zij 't snerpen van de koude ons stiller vreugd verleent
En we om een knappend vuur de stoelen samenschikken;
As 't kind verschijnt, ziedaar een waarborg voor de vreugd;
Men lacht, men troetelt, kust, en tergt zijn dartle jeugd;
En moeders harte smaakt zijn zaligste ogenblikken.'
Mevrouw Dorbeen lachte goedkeurend.
'Soms spreken we om de haard, met ernst en met verstand, Van wetenschap en kunst, van plicht en vaderland,'De heer Van Naslaan knikte zeer verstandig.
'Van staat, van godsdienst, van geschriften en gezangen; Het kind komt in; vaarwel kunst, godsdienst, plicht en staat! 't Wordt kusjes voor de mond, en kneepjes in de wangen, En hobbelen op de knie, en jok en kinderpraat.''Dat is heel lief!' zei mijn goedhartige tante, halfluid.
'Als, na een duistre nacht van stormwind en van regen, Een nacht, wen menigeen, vergeefs ter rust gezegen, Naar 't woelig gieren hoort, daar 't kind doorheen slaapt; als, Na zulk een nacht, het rood des uchtends, dat de kimmen Van liefelijke waas en zachte gloed doet glimmen, En blijde zangen wekt bij 't vooglenkoor des dals;'De heer Dorbeen kuchte. De heer Van Naslaan trok ogen en wenkbrouwen pijnlijk samen, alsof hij vragen wilde: 'waar moet dat naar toe?' -
Juist omdat ook hij dat niet wist, liet mijn ooms gelaat onbepaalde bewondering blijken.
'Zo zijt gij, dierbaar kind! Waar gij verschijnt, daar vluchten En duisternis en nacht, en zwarte regenluchten; Gij zijt een heldre zon, een blijd en vrolijk licht; Door d'adem van uw mond verwekt gij vreugd en leven, Als zuivre koeltjes, die langs 't knoppig bloembed zweven, En 't blosje sterken op der rozen aangezicht. Want duizend lieflijkheên uit uw schone oogjes schijnen; Uw kleine handjes, die ik berg in een der mijne,''Och heer!' zei mijn tante halfluid, en haar ogen werden allervriendelijkst klein.
'Doen nog geen kwaad; gij weet nog niet wat dat beduidt. Wat lacht gij vriendelijk, als wij ze u met speelgoed vullen! Klein heiligje, in een krans van glinstrend blonde krullen, Hoe lieflijk blinkt uw hoofdjen uit!'Koosje, die van tijd tot tijd al eens had opgekeken, hief hier haar schoon gezichtje geheel op en staarde mij aan. De allerlaatste regel scheen mij volmaakt ook op haar toepasselijk.
'Lief duifjen in onze ark! Uw mondje bracht de vrede, De vreugde en 't zoetst geluk in onze woning mede, Zo vurig afgesmeekt, met zoveel angst verbeid! Gij kijkt de wereld, daar ge niets van vat, in 't ronde! Blank lijfje zonder smet, blank zieltje zonder zonde, Ik eer uwe dubble maagdlijkheid! Hoe heerlijk is het kind met lachjes op de wangen, Met traantjes soms, maar ras door lachjes weer vervangen, De goede trouw in 't oog, en 't uitzicht zo gerust! 't Slaat een verwonderd oog op 's werelds bont getover, En geeft zijn jonge ziel zo blij aan 't leven over, Als 't ons zijn lipjes biedt als 't wordt goenacht gekust.'Tante pinkte een traan weg; mejuffrouw Naslaan knikte twee-, driemaal met het hoofd. Koosje hield haar adem in en zag mij angstig aan, als ik vervolgde:
'Bewaar mij, Heer! mij, en mijn broeders en mijn vrinden, En hen zelfs, die een lust in tranen vinden, Indien er zulken zijn misschien! Dat zij nooit zomertijd, aan bloemen arm, bejammeren, Of bijenloze korve, of schaapskooi zonder lammeren, Of kinderloze woning zien!''Heremijntijd! neef Hildebrand!' riep mijn tante, 'neef Hildebrand, dat is mooi.'
En ik wed dat zij aan Pieter dacht, toen hij klein was; maar ook . . . och, zeker ook aan klein Truitje, dat gestorven was vóór haar vijfde jaar, en daar zij niets van overhad dan een klein vlokje haar aan haar middelste vinger.
'Hé ja;' zei Mietje met de kalfsogen, die ditmaal velen vooruit was.
'Ik vind altijd.' zei mejuffrouw Van Naslaan, 'dat men moeder zijn moet om van zulke dingen het rechte te hebben.'
'Niet waar, juffrouw Van Naslaan?' zei mevrouw Dorbeen. 'O, maar het is allerliefst; het vèrs' (zij drukte op het woord) ' het vèrs is allerliefst!' Blijkbaar wilde zij zeggen: wat het opzeggen betreft, dàt kon beter.
Koosje was geen moeder, en kon er dus 'het rechte niet van hebben', maar haar glinsterende oogjes en bleke wangen zeiden genoeg dat zij de poëzei verstaan en gevoeld had.
'Van wie is het gedicht?' vroeg de heer Van Naslaan.
'Van Victor Hugo, mijnheer.'
'Victor Hugo?' zeide hij, de klemtoon op de eerste lettergreep leggende en met een uitspraak alsof er, in plaats van één Franse, vijfentwintig goede Hollandse g's in de naam geweest waren. 'Ik dacht dat die man niets dan ijselijkheden schreef. Ik heb in de Letteroefeningen, dunkt mij . . . Hé, dat ontschiet me . . . Ik dacht dat het zo'n bloederig man was.'
http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/beets/camerab.html
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Recensie Theater
Wat de musical weglaat: ‘Les Misérables’ eindelijk helemaal vertaald
Les Misérables Voor het eerst is er een volledige Nederlandse vertaling van Victor Hugo’s meesterwerk. Ondermeer door de talloze lange uitweidingen blijkt het een nog bijzonderder boek te zijn dan je altijd al dacht. Het hele drama van de negentiende eeuw is erin vervat.
Veel minder bekend dan deze personages en hun belevenissen is de oorspronkelijke roman in vijf ‘delen’, opgeknipt in talloze ‘boeken’ en ‘hoofdstukken’. De musical, de film, de tv-serie, de strip baseren zich op slechts een fractie van de tekst. Ook in de meeste Nederlandse vertalingen van Les Misérables is twee derde gewoon weggelaten. Het bekende, overbekende verhaal kan dat hebben, maar daardoor lezen, zien en horen we wel iets anders dan Hugo heeft geschreven en in 1862 gepubliceerd. De schrijver en zijn intenties zijn goeddeels verdwenen, terwijl ze volop aanwezig zijn in het origineel. Zou het niet de moeite waard zijn om ook dáárvan kennis te nemen? Hoe dierbaar de bij nader inzien oerlelijke Illustrated Classic-versie mij ook is (ik moet de strip honderden keren hebben gelezen), het antwoord hierop luidt volmondig: ja. Sinds kort kan het ook in het Nederlands. Een nieuwe, uitstekende en voor het eerst complete vertaling is nu verschenen van de hand van Tatjana Daan, voorzien van verklarende voetnoten en een nuttig overzicht van de belangrijkste historische gebeurtenissen in Frankrijk tussen 1789 en 1871.
Uitweidingen of niet
Wat is er in die oude vertalingen allemaal weggelaten? Het waren niet alleen vertalingen maar ook bewerkingen, dus bijna alles is ingekort. Compleet verdwenen zijn doorgaans de diverse uitweidingen, die vaak tientallen bladzijden in beslag nemen en op het eerste gezicht nauwelijks iets aan het verhaal lijken toe te voegen. Zo zag Hugo het zelf niet. ‘Zolang het onderwerp niet uit het oog wordt verloren, is er geen sprake van een uitweiding’, schrijft hij in een van die uitweidingen. En het is waar, ze hebben beslist met het onderwerp van Les Misérables te maken. Beter gezegd, wat dat onderwerp is, wordt pas in die uitweidingen ten volle duidelijk. Het tweede deel begint bijvoorbeeld met een uitgebreid relaas over de slag bij Waterloo. Hugo schreef het vlak vóór de voltooiing van zijn roman, nadat hij op doktersadvies het Kanaaleiland Guernsey had verlaten (waar hij als de belangrijkste opponent van Napoleon III in ballingschap verbleef) en naar Brussel was gereisd. Daar bezocht hij de slagvelden van Waterloo en raakte diep onder de indruk. Maar wat heeft Waterloo met het verhaal over Jean Valjean te maken? Ogenschijnlijk niets, alleen tegen het eind zien we de schurk Thénardier als een aasgier tussen de lijken sluipen, op zoek naar buit, waarbij hij per abuis het leven redt van de vader van Marius.
Bij nader inzien heeft Waterloo alles te maken met de rest van de roman. Het is geen toeval dat Jean Valjeans jaren in het ‘bagno’ (gevangenis voor dwangarbeiders) samenvallen met de opkomst, glorietijd en ondergang van Napoleon. Hij belichaamt in zekere zin de toekomst na Napoleon. Een toekomst die volgens Hugo niet meer zal worden bepaald door militair geweld, maar door ideeën en Vooruitgang: ‘De vechtjassen zijn klaar, de beurt is aan de denkers’. In Duitsland heeft men naast Blücher ook Goethe, in Engeland naast Wellington ook Byron, en in Frankrijk naast Napoleon ook… Victor Hugo, al gaat de onbescheidenheid net niet zo ver dat hij zijn eigen naam daadwerkelijk noemt. Als visionaire dichters verkondigen zij de toekomst en duiden de tekenen. De ware overwinnaar van Waterloo is daarom ‘God’, verklaart Hugo, die heeft beslist dat de tijd van Napoleon voorbij was.
Merde
De menselijke overwinnaar blijkt de commandant van de keizerlijke garde te zijn, die met een hartgrondig ‘Merde’ weigerde zich over te geven en liever samen met zijn mannen ten onder ging.
Critici maakten zich destijds druk over dat ‘Merde’ (stront) – een woord dat volgens hen in een literaire tekst niet thuishoorde. Volgens Hugo was het ‘het mooiste woord dat een Fransman misschien ooit heeft uitgesproken’. Dat verwijst niet alleen naar de heroïsche moed van Napoleons soldaten, maar ook naar Hugo’s streven de literatuur rauwer en levensechter te maken. In een gedicht (‘Reponse à une accusation’ in Les contemplations, 1856) schreef hij de Franse taal ‘een rode muts’ te hebben opgezet, een verwijzing naar de Franse Revolutie: als romanticus brak hij ook in dit opzicht met de ‘klassieke’ literaire zeden van het Ancien Régime. In een andere uitweiding houdt hij een schitterend pleidooi voor het argot, de ‘taal van de misère’ en tegelijk het volkse idioom van vitaliteit en rebellie, in Les Misérables belichaamd door de onvergetelijke Parijse straatjongen Gavroche (kind van de Thénardiers en paradoxalerwijs gered van het verderf door het gebrek aan liefde bij zijn ouders) die zal sneuvelen op de barricade. De ondergang van Napoleons garde wordt zo heimelijk verbonden met het gewapende verzet dat soms toch nog nodig kon zijn om het visioen van Vooruitgang en Rechtvaardigheid te verwezenlijken, hoewel de auteur naar eigen zeggen de voorkeur geeft aan een ‘pacifistische oplossing’. Op deze manier hangt alles met alles samen in Hugo’s magnum opus. Je moet er alleen oog voor (willen) hebben.
In een nooit gebruikt en pas postuum als ‘Philosophie’ gepubliceerd voorwoord noemt Hugo zijn roman ‘een religieus boek’. Waarom? Omdat alleen zijn geloof in ‘God’, een woord dat alles dekt wat de mens in de ‘oneindigheid’ van het universum ontgaat en dus moet ‘geloven’, hem ingeeft dat het met de wereld goed zal komen. Les Misérables begint niet toevallig met een heel ‘boek’ over de vrome bisschop van Digne, die bij de door zijn gevangenschap ‘verharde’ Jean Valjean (‘galeien maken de galeiboef’) het zaadje van de deugd plant, dat in de rest van de roman door gewetensstrijd en zelfopoffering zal ontkiemen. In de confrontatie met een voormalig lid van de revolutionaire Conventie, waarbij de bisschop diens ‘zegen’ vraagt, wordt duidelijk dat Hugo’s religie alleen niet die is van de christelijke orthodoxie; hij hield er een eigen, zeer romantische pantheïstische variant op na, waarin ook alles met alles samenhangt en waarvan hij de ‘democratie’ met zijn gelijkheid en broederschap als de passende politieke expressie beschouwde. In weer een andere uitweiding, over het kloosterleven ditmaal, schrijft Hugo veelzeggend: ‘Wij zijn voor de religie en tegen de religies’. Die laatste bevatten te veel bijgeloof, dogmatiek en fanatisme, terwijl Hugo in zíjn religie juist de vrijheid (onmisbaar voor alle ware moraliteit) benadrukt.
De vrijheid maakt ook het verschil uit tussen het bonapartisme, dat Marius gaat aanhangen nadat hij meer te weten is gekomen over zijn als oud-officier van Napoleon verguisde vader, en het republikeinse idealisme van zijn Parijse vrienden die later in de roman, net als de kleine Gavroche, zullen sneuvelen op de barricade. De ontwikkeling van Marius is die van Hugo zelf, zoon van een Napoleontische generaal en een moeder die na de executie van haar anti-bonapartistische minnaar door Napoleon een warme sympathie voor de Bourbons had opgevat. Met als gevolg dat de jonge Hugo, die na de scheiding van zijn ouders de zijde van mama koos, in 1817 debuteerde met gedichten ten gunste van de Restauratie en de teruggekeerde Bourbon-monarchie. Pas na zijn moeders dood volgden de verzoening met papa en de herwaardering van Napoleon, vreemd genoeg in combinatie met een steeds liberalere instelling die zich tenslotte zou ontwikkelen tot een eigen liberaal soort ‘socialisme’. Ook deze persoonlijke Werdegang heeft Hugo in zijn boek gestopt.
All you need is love
Door al deze motieven, met elkaar vervlochten maar ook steeds voorzien van eigen accenten, is het alsnog een complexe roman geworden, een totaalepos dat het hele drama van de negentiende eeuw probeert te verbeelden. En dat terwijl het centrale verhaal eigenlijk zo eenvoudig is: een pijnlijke, emotionerende om niet te zeggen soms ronduit sentimentele strijd tussen goed en kwaad, recht en onrecht, licht en donker. Met een boodschap die zich, afgezien van de zeer christelijke nadruk op het louterende lijden, laat samenvatten in de kreet: All you need is love. Geen wonder dat het als ‘musical for the millions’ zoveel succes heeft. Zelfs de simpelste ziel kan het volgen. Maar dat komt ook doordat Hugo erin is geslaagd van zijn personages krachtige archetypen te maken, aansprekende incarnaties van de deugden en ondeugden die zij symboliseren, vergelijkbaar met de personages van de Griekse tragedies, ook al verkondigen die een andere, heel wat minder optimistische boodschap.
Daarbij raken degenen die de kracht van de liefde het hevigst ondervinden de lezer het meest, zoals de aandoenlijke Éponine, verdorven dochter van de verdorven Thénardiers, die haar betere zelf ontdekt en zich opoffert nadat zij ‘een beetje verliefd’ is geworden op Marius. Maar het gaat ook op voor de onbarmhartige politie-inspecteur Javert, van oorsprong eveneens een ‘miserabele’, geboren in de gevangenis, maar een miserabele die heeft gekozen voor het gezag en voor de wet. Wanneer hij, getroffen door de goedheid van Jean Valjean die hem het leven redt, ontdekt dat daarboven ook nog iets anders staat, namelijk het persoonlijke geweten, kan hij dit inzicht (dat hem voor het eerst dwingt om ‘na te denken’) niet verdragen en pleegt zelfmoord. Het maakt hem tot misschien wel het meest intrigerende personage van de roman.
Omdat het centrale verhaal zo sterk uitpakt, is Les Misérables een roman die ook in drastisch verkorte versie moeiteloos overeind blijft. In feite zijn zo uit dezelfde tekst twee romans ontstaan: de oorspronkelijke complete versie en de verkorte, geconcentreerde versie. Allebei - bijna – even goed, maar grondig van elkaar verschillend. De verkorte versie met nog altijd zo’n vijfhonderd bladzijden wijkt, op wat details na, nauwelijks af van de Illustrated Classic die ik als jongen heb verslonden; de oorspronkelijke versie laat daar een stevige visionaire wind doorheen waaien en geeft het verhaal een ruim bemeten historische, religieuze en zelfs utopische inbedding. Dat maakt minstens zoveel en uiteindelijk nog veel meer indruk, terwijl ik de roman toch ook nu weer heb verslonden, als je dat tenminste zeggen kunt van een lectuur die – onvermijdelijk gezien de omvang – heel wat meer tijd in beslag nam.
https://www.nrc.nl/nieuws/2023/01/19/wat-de-musical-weglaat-les-miserables-eindelijk-helemaal-vertaald-a4154697?t=1674218434
-------------------------------------------------------------------------------------------