Christine de Pisan, middeleeuws feministe en erudiete
dichteres
Christine de
Pisan wordt geboren te Venetië in 1364 in een intellectueel milieu. Haar vader,
de astroloog en arts Tommasso di Benvenuto da Pizzano, werkte in 1364 in dienst
van de Republiek Venetië. Haar grootvader van moederskant was Tommasso Mondini,
doctor in de medicijnen. Christine wordt onderwezen door haar vader, die haar
vrije toegang geeft tot alle lectuur. De Franse koning neemt hem in dienst als
koninklijke lijfarts en het gezin gaat aan het koninklijk hof in Parijs
wonen op het moment dat Christine een jaar of vier is.
Op 16
september 1380 sterft Karel V. Op dat moment is de zestienjarige Christine al
getrouwd met haar grote liefde, Etienne de Castel, notaris en koninklijk
secretaris. Het leven van de familie di Pizzano wordt een stuk moeilijker nu de
koninklijk bescherming is weggevallen. De troonsopvolger, Karel VI, is heel
anders en bezuinigt op cultuurmecenaat.
In 1389
sterven kort na elkaar haar vader en haar echtgenoot tijdens een reis in het
gevolg van Karel VI. Christine is vijfentwintig en blijft achter met de zorg
voor haar drie kleine kinderen, haar moeder en twee jongere broers plus een
verarmd nichtje. Er is een kleine erfenis om van te leven, maar ook schulden.
Gedurende de volgende vijftien jaar zal Christine moeten procederen om haar
erfenis te krijgen. Er wordt nogal eens misbruik gemaakt van haar onwetendheid
en het feit dat ze een vrouw is.
Als vrouw
alleen in een vreemd land, in een maatschappij waar alle macht en middelen in
handen is van mannen, moet Christine de Pisan aan de kost zien te komen. Ze
reageert met daadkracht op haar tegenslagen door een literair oeuvre te creëren
dat haar de achting oplevert van beroemde auteurs. Ze besluit haar gevoelens
van rouw en eenzaamheid in ballades neer te schrijven,
geïnspireerd op de hoofse lyriek die ze kent van haar leven aan het Franse
koninklijk Hof. Dankzij haar toegang tot de koninklijke bibliotheek kan ze ook
studeren. Ze interesseert zich vooral voor geschiedenis, mythologie en
wijsbegeerte. Ze kent Italiaans, Frans, en waarschijnlijk ook Latijn. Vanaf
ongeveer 1400 zien we dat ze op basis van haar studiewerk meer
populair-wetenschappelijke literatuur gaat produceren over historische
onderwerpen.
Ze zoekt en
vindt mecenassen, zoals de graaf van Bourgondië aan wie ze haar Livre des
faits et bonnes moeurs du sage roi Charles V (1404) opdraagt, en
aan de graaf van Orléans, voor wie ze het Livre de preudhommie
schrijft (1405-1406). Ze wordt uiteindelijk de protégée van koning Karel
VI en Isabella van Beieren, wat bijzonder stimulerend is voor haar literaire
productie.
Christine de
Pisan wil als "filosoof" alle kennisdomeinen veroveren en schrijft
gedetailleerde, encyclopedisch gedocumenteerde tractaten, over politiek:
le Livre du corps de policie, (1404-1407), over ethiek:
le Livre de Preudhommie, (1405-1406); le Livre de la Paix,
(1412-1414), over godsdienst: les Sept Psaumes allégorisés,
(1409-1410) en krijgskunst : le Livre des faits d'armes et de
chevalerie, (1410).
Ze volgt de
politieke actualiteit van nabij en pleit voor verzoening tussen en vrede in l'Épître
à Isabeau de Bavière (1405), la Lamentation sur les maux de la France
(1410)
Ook de
verdediging van de vrouw is een prominent thema in haar werk, zoals we kunnen
zien in l'Epître au dieu d'Amours (1399); Epistres
du Débat sur le Roman de la Rose (1401-1402); Le
Livre de la Cité des dames (1404-1405).In die boeken komt
ze in opstand tegen de grove misogynie in de literatuur van haar tijd. Ze
ontketent een felle polemiek rond de ‘Roman de la Rose’ van Guillaume de Lorris
en vooral tegen de auteur van het tweede deel, Jean de Meung, die ze verwijt
een vrouwenhater te zijn die een onbehouwen taal hanteert.
Dat
Christine de Pisan de eerste auteur was die heftig protesteerde tegen
discriminatie en vooroordelen tegen vrouwen, neemt niet weg dat haar literaire
oeuvre gevarieerd, overvloedig en van een hoogstaande kwaliteit was. Ze kreeg
navolging tot in de renaissance. Daarna raakte ze wat vergeten, tot critici aan
het eind van de 19de eeuw haar werk herontdekten.
Christine de
Pisan schreef aan een volgehouden tempo tot in 1418, het jaar dat Parijs werd
ingenomen door de Bourguignons. Toen koos ze voor de veiligheid van het
klooster, waarschijnlijk de abdij van Poissy (Yvelines) waar haar dochter
kloosterzuster was. Haar literaire productie stokte even. Ondanks haar
contemplatieve leven bleef ze de actualiteit volgen, wat resulteerde in haar
laatste werken, geïnspireerd door de actualiteit van de Honderdjarige Oorlog,
les Lamentations sur les maux de la guerre civile (1420)
en het Dictié en l'honneur de la Pucelle, ter ere van Jeanne
d'Arc.
https://rosavzw.be/site/het-geheugen/portretten-van-inspirerende-vrouwen/historische-figuren/176-christine-de-pisan-middeleeuws-feministe-en-erudiete-dichteres
Seulette
suis et seulette veux être,
Seulette
m'a mon doux ami laissée,
Seulette
suis, sans compagnon ni maître,
Seulette
suis, dolente et courroucée,
Seulette
suis, en langueur mesaisée (*), (*) mal à l’aise
Seulette
suis, plus que nulle égarée,
Seulette
suis, sans ami demeurée.
Seulette
suis à huis ou à fenêtre,
Seulette
suis en un anglet muciée (*),, (*) cachée
Seulette
suis pour moi de pleurs repaître,
Seulette
suis, dolente ou apaisée,
Seulette
suis, rien n’est qui tant messiée (*), (*) me déplaît
Seulette
suis, en ma chambre enserrée,
Seulette
suis, sans ami demeurée.
Seulette
suis partout et en tout estre (*), (*) endroit
Seulette
suis, que je marche ou je siée (*), (*) ou que je sois assise
Seulette
suis, plus qu'autre rien terrestre (*), (*) plus
qu’autre chose au monde
Seulette
suis, de chacun délaissée,
Seulette
suis, durement abaissée,
Seulette
suis, souvent toute éplorée,
Seulette
suis, sans ami demeurée.
Envoi
Princes,
or est ma douleur commencée
Seulette
suis, de tout deuil menacée,
Seulette
suis, plus teinte que morée (*), (*) plus
sombre qu’une tenture noire
Seulette
suis, sans ami demeurée.